Borstvoeding geven aan uw te vroeg geboren baby
Vrouw–moeder–kind centrum (VMK)
Borstvoeding
Uit allerlei onderzoeken blijkt dat borstvoeding goed is voor alle baby’s. Ook voor premature baby’s. Prematuur betekent dat uw baby te vroeg geboren is; hij/zij is na een zwangerschap van minder dan 37 weken geboren.
Er zijn veel redenen waarom borstvoeding zo goed is voor een premature baby. Enkele voorbeelden zijn:
- Moedermelk past zich aan, aan de behoefte van een premature baby.
- Moedermelk bevat veel antistoffen die de baby beschermt tegen infectieziektes.
- Moedermelk is licht verteerbaar, waardoor er minder kans is op problemen met de maag en darmen van de baby.
- Moedermelk bevat meer groeifactoren als de baby te vroeg geboren wordt.
Na ongeveer 14 dagen verandert de samenstelling van de moedermelk dusdanig dat deze geschikt wordt voor een voldragen baby. Bij heel vroeg geboren baby’s is daarom soms een extra toevoeging nodig. Deze toevoeging is tijdelijk en bestaat uit extra calorieën en mineralen. Moedermelk blijft, ondanks de toevoeging, uniek: vooral de antistoffen in moedermelk zijn niet te vervangen. De toevoeging is niet altijd nodig. De kinderarts oordeelt hierover.
Afkolven
Hoe jonger de baby is, hoe moeilijker het voor hem/haar is om zelf te drinken. Baby’s die bij een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken geboren zijn, kunnen nog niet zelf drinken aan de borst. De melkproductie bij de moeder komt juist op gang als een baby aan de borst zuigt of drinkt. Om de melkproductie, ondanks het niet (goed) kunnen drinken van de baby, toch op gang te brengen, is het belangrijk dat u zo snel mogelijk begint met kolven. Door het kolven brengt u de melkproductie op gang en houdt u het gaande. Ook als uw baby een beetje drinkt aan de borst, is het belangrijk dat u nakolft.
Een baby die op tijd geboren wordt zal na een paar dagen, als de melk productie op gang is, veel aan de borst gaan drinken. Ook de hoeveelheid melk die u kolft, moet voldoende zijn om een op tijd geboren baby te voeden. De melkproductie in de eerste week is belangrijk voor de productie op langere termijn. Als uw baby straks ouder en zwaarder wordt en hij/zij heeft meer melk nodig, zal uw borst gemakkelijker meer gaan produceren, want deze heeft in de eerste weken ook al veel opgeleverd. Het teveel aan voeding wat u kolft kan in de diepvries bewaard worden.
Er is een folder over het afkolven en bewaren van moedermelk ('Kolfdagboekje'). Hierin kunt u ook bijhouden hoeveel melkproductie er is.
Afkolven voor een premature baby
Er zijn een aantal zaken die belangrijk zijn bij het afkolven van moedermelk voor uw premature baby, namelijk:
- Probeer als dit mogelijk is, binnen 6 uur na de bevalling te beginnen met kolven, want dit brengt de melkproductie op gang. Hoe eerder u begint met kolven, hoe eerde de hormonen gestimuleerd worden, dit heeft ook effect op de langere termijn.
- U wordt aangeraden de dubbele afkolfset te gebruiken. Het halveert de tijdsduur van het kolven en de dubbele gelijktijdige stimulatie heeft een groter effect op de hormonen die de borstvoeding stimuleren.
- Het is belangrijk om van het afkolven een dagelijkse routine te maken, waarbij de frequentie van een normaal borstvoedingspatroon van een baby wordt nagebootst. In de praktijk betekent dit, dat u 6 - 8 keer per dag kolft. Om de 3 uur is in het begin vaak het gemakkelijkst; u vergeet het kolven niet zo snel. Bent u al weer met ontslag, dan bouwt u het best een kolfroutine op die bij u past; ingebed in uw dagelijks leven. Het gaat er om dat u zeker 6 keer per dag kolft. Precies om de 3 uur is dan minder belangrijk. Dit is de beste manier om tijdens een langere periode de melkproductie op peil te houden. Indien u ’s nachts eventueel wakker wordt, kan bij een krappe melkproductie nog een keer extra gekolfd worden. Kolven in de nacht kan de melkproductie verhogen.
- Door spanningen, verdriet of zorgen, bijvoorbeeld als uw baby zich niet zo lekker voelt, kan de melkproductie terug lopen. Deze verminderde melkproductie is vaak tijdelijk en verdwijnt weer als de spanningen verminderen of oplossen.
- Als u uw baby tijdens het afkolven buidelt, met de mond van de baby dicht bij de borst, kan dit het toeschietreflex versterken. Als het toeschieten niet goed lukt, kunt u advies vragen aan de verpleegkundige.
Stappenplan voor borstvoeding bij uw premature baby
Op de couveuse-unit van het VMK gebruikt men een stappenplan om uw inzicht te geven hoe u als moeder uw vroeg geboren baby zo vertrouwd mogelijk kunt maken met drinken aan de borst.
Het is belangrijk dat u, voor u iets gaat ondernemen met uw baby, altijd goed naar de baby kijkt!
Als de baby slaapt, maak hem/haar niet wakker. Is de baby wakker en heeft hij/zij honger, houdt dan niet altijd strak het plan van aanpak aan, maar ga in op de behoeften van uw baby. Dit alles vindt plaats in overleg met de verpleegkundige die voor uw baby zorgt.
Vragen of onduidelijkheden bespreekt u met de verpleegkundige. Hetzelfde geldt als de geboden zorg niet voldoet aan uw verwachtingen. In overleg met u kan geprobeerd worden deze problemen te verbeteren.
Stappenplan
Het beslissen over de manier waarop het stappenplan gevolgd gaat worden, is afhankelijk van de zwangerschapstermijn en de conditie van uw kindje en alles wat er is gebeurd. Daarnaast speelt het eigen kunnen van uw baby ook een rol. Dit alles kan betekenen dat een stapje van het plan overgeslagen kan worden of 2 stappen door elkaar lopen. Het bovengenoemde wordt met u besproken. Als u hierover vragen hebt, kunt u deze bespreken met de verpleegkundige.
Het stappenplan kent de volgende stappen:
- Het opstellen van een borstvoedingsplan
- Oefenen met buidelen
- Voedingshoudingen oefenen
- Alert zijn opvoedingssignalen
- Voeding aan de borst
- Aanleggen
- Drinken aan de borst
- Gedeeltelijke borstvoeding
- Volledige borstvoeding
- Zelfstandige borstvoedingsrelatie
Stap 1: het opstellen van een borstvoedingsplan
Voor het opstellen van het borstvoedingsplan wordt gekeken naar de leeftijd en de lichamelijke toestand van uw baby om te beslissen of uw baby aan de borst kan drinken.
Over het algemeen is het zo, dat uw baby aan de borst mag zuigen, als uw baby ook zuigbehoefte heeft. In de meeste gevallen begint u tevens met kolven.
Stap 2: oefenen met buidelen
Buidelen wil zeggen “huid-op-huidcontact": uw huid (van vader, moeder of verzorger) in contact met de huid van de baby. Met buidelen kan begonnen worden als de toestand van uw baby stabiel is.
De eerste stap naar borstvoeding bij een premature baby is buidelen. Baby’s reageren positief op huidcontact. Buidelen is een goede eerste stap om het contact tussen baby en ouders op te bouwen. Uit onderzoek is gebleken dat buidelen goed is voor de lichaamstemperatuur, de ademhaling en de hartslag van uw baby. De baby huilt veel minder vaak en heeft hierdoor minder stress, wat ook weer goed is voor de neurologische ontwikkeling.
Stap 3: voedingshoudingen oefenen
Vanuit het buidelen kunt u de baby in een voedingshouding nemen. Laat de baby in de voedingshouding liggen, zodat hij/zij kan ruiken en eventueel kan zoeken of likken. Uw baby zal steeds meer gaan reageren in de loop van de dagen / weken en actiever mee gaan doen. Een belangrijk aspect is dat de nadruk ligt op het contact en het oefenen; niet op het geven van voeding. Het is belangrijk dat u rustig en lekker zit (met name een goede ondersteuning en dat u voor het oefenen de tijd neemt.
De meest gebruikte voedingshoudingen die u bij een premature baby kunt gebruiken, zijn:
- Doorgeschoven rugbyhouding.
- De rugbyhouding
Dit zijn effectieve houdingen voor de meeste kleine premature baby’s. U kunt dan goed het gezichtje zien van uw baby en in deze houding heeft u controle over het hoofdje van de baby. U kunt met de ene hand het hoofdje van de baby sturen en met de andere hand de borst sturen.
De verpleegkundige legt u uit hoe deze voedingshoudingen werken en helpt u hiermee.
Stap 4: voeding aan de borst
Vaak duurt het een tijdje voor dat uw baby goed aan de borst kan drinken. Dit is afhankelijk van de zwangerschapsduur. Een veel te vroeg geboren baby zal vaak de eerste weken alleen maar sondevoeding krijgen. Hij/zij heeft vaak nog geen zuigbehoefte en slaapt nog veel. Gaat uw baby aan de borst drinken, dan zal dat in het begin nog maar weinig zijn en zal uw kindje sondevoeding na krijgen. Hij/zij zal in de loop van de tijd steeds meer aan de borst gaan drinken en steeds minder sondevoeding nodig hebben. Dat is ook het moment, dat uw baby, als u er niet bent, fingerfeeding gaat krijgen i.p.v. sondevoeding. Hij/zij zal in principe geen voeding per speen aangeboden krijgen, om zuigverwarring te voorkomen.
Stap 5: alert zijn op voedingssignalen
Het is belangrijk om naar uw baby te kijken om te bepalen wanneer hij/zij wil eten (voedingssignalen geeft). Als de baby gaat zoeken en/of op een knuistje wil gaan sabbelen is het tijd om het kindje aan te leggen. Als u wacht met aanleggen, is de kans groot dat uw baby gaat huilen of weer gaat slapen. Het moment van aanleggen is dan weer voorbij.
Als uw baby zuigbehoefte heeft kan het soms ook beter zijn hem/haar gelijk aan te leggen en niet eerst te verschonen. Dit duurt dan te lang en uw baby is al moe voordat hij/zij de kans krijgt om bij u te drinken.
Stap 6: aanleggen
U kunt beginnen met aanleggen van uw baby aan de borst als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- Uw baby heeft zuigbehoefte
- Uw baby heeft een goede conditie
Samen met de verpleegkundige kijkt u naar uw baby om te bepalen of u kunt beginnen met aanleggen. Ervaring leert dat hier meestal mee begonnen kan worden als de baby tussen 32 en 34 weken oud is.
Stap 7: drinken aan de borst
Om goed te kunnen zuigen, is het belangrijk dat uw baby zowel de tepel als een deel van de tepelhof in zijn mondje heeft. Dat lijkt misschien onmogelijk, kijkend naar de maat van het hoofdje en de borst. Toch kan een premature baby (leren) zijn/haar mondje wijd open te doen en zo, veel borstweefsel in de mond te nemen. Hij/zij moet dan vacuüm kunnen zuigen, waardoor uw baby de tepel ook goed vast kan blijven houden. Dit is soms bij jongere prematuren nog een probleem. Ze zijn hier nog niet sterk genoeg voor. Deze baby’s laten de tepel dan weer uit het mondje glijden en sabbelen dan alleen nog maar op het puntje van de tepel. Ze krijgen dan ook geen moedermelk naar binnen.
Blijft het vasthouden van de tepel moeilijk, dan kan een tepelhoedje gebruikt worden. Dit hulpmiddel wordt op de tepel gezet en uw kindje neemt deze namaaktepel in de mond en zuigt hiermee de melk uit de borst. Later kan het tepelhoedje weer afgebouwd worden. De verpleegkundige bespreekt dit alles met u en vertelt dan ook over de voor- en de nadelen van het gebruik van een tepelhoedje.
Bij het aanleggen brengt u de baby actief naar de borst. U kunt tijdens het voeden het hoofdje van de baby vasthouden. Door deze zachte, voortdurende druk blijft de baby aan uw borst zonder dat het meer energie kost. Daarnaast houdt de baby gedurende de voeding zoveel mogelijk borstweefsel in het mondje, waardoor tepelproblemen voorkomen kunnen worden en de baby zoveel mogelijk melk naar binnen krijgt.
Bij het aanleggen is het fijn om de borst te ondersteunen. Dit kan door middel van de zogenoemde C-greep, waarbij uw vingers de borst aan de onderkant de borst ondersteunen. De duim ligt bovenop de borst, ver van de tepelhof. U kunt hiermee ook uw kindje helpen, de tepel goed in het mondje te nemen. U geeft de borst aan.
De baby wordt voor en na de voeding gewogen om te bepalen hoeveel de baby gedronken heeft. Hij/zij zal de eerste weken vaak nog bijgevoed moeten worden. De baby zal in het begin vaak nog weinig of niets drinken. Hij/zij gaat in de loop van de weken pas steeds meer drinken.
In de eerste weken zal u na de borstvoeding uw borsten nog leeg moeten kolven om uw productie op gang te houden. Uw kindje drinkt dan namelijk nog niet voldoende. Vraagt u altijd aan de verpleegkundige of u nog na moet kolven.
Let op de volgende zaken.
Het is belangrijk dat u oververmoeidheid en stress in de gaten houdt. De verpleegkundige geeft hier, ondersteuning bij. Verder is het van belang, dat u goed kijkt naar uw baby. Een slaperige baby houdt u langer geïnteresseerd door hem/haar steeds van borst te wisselen.
Let erop dat u uw baby niet te warm aankleed; de baby blijft warm genoeg, doordat hij/zij dicht bij u ligt.
Als het langer duurt voordat uw melk begint te stromen indien uw baby aan de borst zuigt, masseert u uw borsten vlak voor de voeding om de melk al los te maken. Bij de eerste zuigbewegingen van uw baby krijgt hij/zij al melk binnen.
Stap 8: gedeeltelijke borstvoeding
Uw baby is soms al in staat een hele voeding aan de borst te drinken. Hij/zij heeft meestal nog een sonde in en krijgt nog regelmatig de voeding met een maagslangetje. Het is nog te vermoeiend om alles aan de borst te kunnen drinken. De verpleegkundigen kijken goed naar uw baby. Als hij/zij slaapt, als hij/zij gevoed moet worden, krijgt hij/zij sondevoeding. Is hij/zij wakker en heeft zuigbehoefte, dan krijgt hij/zij of de borst als u er bent of fingerfeeding als u er niet bent. Hierbij wordt de voeding aan de borst zoveel mogelijk geïmiteerd.
Stap 9: volledige borstvoeding
Het geven van voeding per sonde is niet meer nodig. De baby drinkt alles zelf, aan de borst of met fingerfeeding. De kinderarts bespreekt met u wanneer uw baby naar huis mag. Het ziekenhuis biedt u de mogelijkheid om uw baby 24/48 uur in het ziekenhuis te verzorgen. Het zogenaamde rooming-in. Hierbij krijgt uw baby alleen maar borstvoeding, zonder bijvoeding en vaker ook zonder te wegen.
De baby wordt gedeeltelijk op vraag gevoed. Er zit maximaal 3 uur tussen de voedingen overdag, (mag korter en vaker). ’s Nachts 1 x maximaal 4 uur tussen 2 voedingen (ook dit mag korter en vaker). Als het goed gegaan is en de baby is na 24 uur niet afgevallen, mag hij/zij met u mee naar huis. Soms is het nodig, dat u samen met uw baby nog een etmaal blijft ter observatie. Het kan dan zijn dat uw baby nog iets langer tijd nodig heeft om voldoende te leren drinken aan uw borst.
Drinkt uw baby niet voldoende aan de borst bij ontslag, dan zal de dokter, samen met de lactatiekundige en u een plan opstellen zodat u ook thuis uw kindje kunt leren volledig aan de borst te drinken. De lactatiekundige van het ziekenhuis kan u thuis dan verder begeleiden als u dit wilt. Vraag aan de verpleegkundige of lactatiekundige om informatie.
Voordat uw baby naar huis gaat, krijgt u een ontslaggesprek met de verpleegkundige of lactatiekundige. Zij zal de belangrijkste zaken voor thuis nog met u doornemen. Zij geeft ook adviezen mee voor de eerste weken. Zij zal ook proberen om op al uw vragen antwoord te geven.
De verpleegkundige zal ook verslag doen naar de kraam/couveuse nazorg d.m.v. een borstvoedoverdrachtformulier.
De lactatiekundige van het VMK neemt een paar dagen na ontslag, nog een keer contact met u op om te vragen hoe het thuis gaat met de borstvoeding. De laatste vragen kunnen dan nog beantwoord worden.
Stap 10: zelfstandige borstvoedingrelatie
Als u zich in deze stap bevindt, hebt u geen praktische aanwijzingen meer nodig. U bent met uw baby thuis. Als u dan toch problemen ervaart, kunt u contact opnemen met een borstvoedingorganisatie (gratis) of met uw lactatiekundige (betaald consult). Zie ‘meer informatie’.
Belangrijk
Het is belangrijk dat u, voor u iets gaat ondernemen met uw baby, altijd goed naar de baby kijkt!
Heeft u nog vragen?
Als u na het lezen van deze brochure nog vragen heeft, kunt u deze stellen aan de lactatiekundige van het VMK.
Borstvoedingorganisatie LLL
Postbus 212
4300 AE Zierikzee
Tel: 0111 – 41 31 89
www.lll.borstvoeding.nl
Nederlandse Vereniging Lactatiekundigen
www.nvlborstvoeding.nl
Betrouwbare informatie:
www.borstvoeding.com