Bevallen in het ziekenhuis

In deze patiëntfolder vindt u voorlichting over een bevalling met een medische indicatie en de zorg daaromheen in SJG Weert. Algemene informatie over onze bevalfaciliteiten en over poliklinische bevallingen is te vinden op de pagina 'bevallen in het ziekenhuis'.

Vóór de bevalling

Controles

Als het nodig is dat u in het ziekenhuis bevalt, wordt u doorverwezen naar de gynaecoloog. Deze begeleidt u samen met de verloskundige van het ziekenhuis en eventueel uw eigen verloskundige.

Eerste afspraak
Bij het eerste bezoek aan de gynaecoloog worden uw gegevens genoteerd en wordt er informatie uitgewisseld. De gynaecoloog / verloskundige meet uw bloeddruk en onderzoekt uw buik om de stand van de baarmoeder te bepalen (uitwendig onderzoek). Ook kan er een inwendige echo gemaakt worden (eerste 12 weken) om onder andere te controleren of de grootte van de jonge zwangerschap klopt met de duur van de zwangerschap. De gynaecoloog kan eventueel uw bloed laten onderzoeken. Na afloop maakt u een vervolgafspraak bij de assistente.

Bij elke nieuwe controleafspraak wordt een uitwendig onderzoek gedaan. Vanaf ongeveer 12 weken wordt naar de harttonen van de baby geluisterd. In een gesprek met de arts kunt u eventuele vragen en problemen bespreken. Naast deze controles kunnen andere onderzoeken worden gedaan om extra informatie te krijgen over het verloop van de zwangerschap, met name een:

  • Echoscopie / echografie 
  • CTG (hartfilmpje van de baby)
  • Bloedonderzoek

Echo
Dit is onderzoek waarbij de baby bekeken kan worden op een beeldscherm door middel van geluidsgolven. Deze methode is ongevaarlijk en kan onbeperkt herhaald worden.

CTG (Cardio Toco Grafie)
Bij een CTG kunnen de hartslag van de baby en eventuele weeën of harde buiken geregistreerd worden. Tijdens de zwangerschap kan op dit 'hartfilmpje' de conditie van de baby beoordeeld worden.

Indien er gedurende de zwangerschap vaker een controle-CTG gemaakt moet worden , krijgt u tijdens het eerste bezoek CTG-banden van ons. We vragen u om deze banden weer mee te nemen bij u volgende controles. 

Dit onderzoek gebeurt alleen op verwijzing van de arts en soms op verwijzing van de verloskundige. Een afspraak voor een CTG kunt u maken via de verloskamer, telefoon: 0495 - 57 21 28.

Voorlichtingsavonden
  • 6 x per jaar is er een voorlichtingsavond 'De bevalling'. Deze is bedoeld om u en uw partner informatie te geven over de zwangerschap en bevalling.

  • 8 x per jaar een voorlichtingsavond over borstvoeding.

Meer informatie en aanmeldingen kan via de agenda op www.sjgweert.nl

Registratie van gegevens

Landelijk worden gegevens van zwangerschap, bevalling en de neonatale periode (eerste levensmaand) geregistreerd. De zogenaamde LVR en perinatale registratie. Als ziekenhuis zijn wij verplicht hieraan deel te nemen. Het doel van deze registratie is het verbeteren van de kwaliteit van zorg aan moeder en kind. Als u bezwaar heeft tegen registratie van uw gegevens kunt u dit laten weten aan uw verloskundige, gynaecoloog of kinderarts.

De bevalling

Wanneer belt u?
  • Als u vruchtwater verliest, ook als er geen weeën zijn.

  • Als 1 uur lang om de 5 minuten weeën komen die 1 minuut aanhouden.

  • Bij plotseling bloedverlies of heftige pijn.

  • Als u ongerust bent of twijfelt.

Het is belangrijk dat u altijd even naar de verloskamers belt voordat u komt zodat we uw gegevens kunnen opzoeken, telefoon: 0495 - 57 21 28 (dag en nacht bereikbaar).

Via de hoofdingang van het ziekenhuis kunt u dag en nacht binnenkomen. U gaat naar de tweede etage waar u zich meldt bij de verloskamers (route 2F). Na 20:00 uur en 's nachts moet u aanbellen bij de toegangsdeur naar de verloskamers. Een van de medewerkers zal u dan ontvangen.

Wat neemt u mee?
  • zwangerschapskaart

  • eventueel geboorteplan
  • eventuele medicijnen
  • verzekeringspapieren

  • nachtgoed of T-shirt

  • ondergoed, beha, ochtendjas

  • toiletartikelen

  • pantoffels of slippers

  • hittepit (kruik voor bevalling)

  • eventueel pakket bij badbevalling
  • foto- of filmcamera

  • er is een koelkast aanwezig (als u eigen eten wilt meebrengen)
  • schone kleding voor ontslag
  • vaginale douche (verkrijgbaar bij de drogisterij)

Voor uw baby heeft u nodig:

  • kleertjes: romper, broek, trui, sokjes (3 setjes)

  • omslagdoek

  • deken en autostoel (maxicosi)

  • flesvoeding (eigen fles en speen) 

In het ziekenhuis is toegang op internet (Wi-Fi) mogelijk op uw eigen laptop / tablet / mobiele telefoon. De toegangscode kunt u vragen aan een medewerker.  

De verloskamer

Nadat u kennis heeft gemaakt met de aanwezige verloskundige, wordt u naar de verloskamer gebracht. De verloskundige licht de arts in over uw komst en er wordt een hartfilmpje (CTG) van de baby gemaakt.

In principe hoeft u niet in bed te blijven en kunt u rondlopen. Soms is het nodig een infuus in te brengen, zo nodig wordt een inwendig onderzoek gedaan.

Wanneer u liever zittend bevalt kan dit op een baarkruk. Staand bevallen is om medische redenen vaak niet mogelijk. Vraag hierover meer informatie aan uw arts of verloskundige. Het is mogelijk om een ligbad te nemen, te douchen of andere hulpmiddelen te gebruiken om de weeën op te vangen (bv. de skippybal). Of als het zover is, kunt u gebruik maken van het bevalbad (let op: bespreek het van tevoren met de gynaecoloog of verloskundige als u hiervan gebruik wil maken).

CTG-registratie tijdens de bevalling
De harttonen van de baby worden tijdens de bevalling gecontroleerd via het CTG-apparaat. Hiermee wordt de conditie van de baby in de gaten gehouden. Als de vliezen gebroken zijn, kan er een draadje op het hoofd (of stuit bij een stuitbevalling) van de baby geplaatst om de harttonen te meten. Dit draadje wordt via een kabeltje aan uw been bevestigd en aan het apparaat aangesloten. Hiermee heeft u voldoende bewegingsvrijheid om naast het bed te staan of zitten. Het is niet altijd nodig om de harttonen continu te registreren.

De CTG-registratie is via een monitor ook op het kantoor van de verloskundigen zichtbaar. Zo kan de verloskundige de harttonen controleren zonder dat ze bij u op de kamer is.

Pijnbestrijding

Pijn hoort bij een bevalling en is een normaal verschijnsel. Bijna alle vrouwen ervaren de ontsluitingsweeën als pijnlijk. Dit zijn de samentrekkingen van de baarmoeder die ervoor zorgen dat de baarmoedermond zich opent. Datzelfde geldt ook voor de uitdrijvingsweeën die samen met het persen ervoor zorgen dat uw baby geboren wordt.

De duur en de ernst van de pijn kan tijdens een bevalling variëren. Meestal wordt de pijn erger naarmate de ontsluiting vordert. Deze pijn is voornamelijk onder in de buik en/of de rug aanwezig. Ook de pijn tijdens het persen wordt wisselend ervaren. Soms is het een opluchting om mee te mogen persen, soms is het persen juist het meest pijnlijke van de bevalling.

Ademhaling en ontspanning
Ademhalings- en ontspanningsoefeningen kunnen helpen de weeën op te vangen. Dit kunt u al tijdens de zwangerschap leren door verschillende cursussen te volgen. Door geconcentreerd weeën ‘weg te zuchten’, komt u in een ritme waarbij het lichaam zelf stoffen aanmaakt die een pijnstillend effect hebben: de zogenaamde endorfinen. Deze endorfinen zorgen ervoor dat de pijn te verdragen is. Een warme douche, een warm bad, massage of een andere houding kunnen daarbij ook vaak helpen, maar desondanks kan de pijn toch ondraaglijk blijven waarbij uitputting, angst of spanning ook een rol kunnen spelen.

Thuis kan door de verloskundige 'geboorte-TENS' (Transcutane Electro Neuro Stimulatie) en 'steriele waterinjecties' toegepast worden. Deze methoden worden in deze folder niet besproken, zie voor verdere informatie de voorlichtingsfolders van de KNOV: www.knov.nl

Om de cirkel van pijn en het niet goed kunnen ontspannen te doorbreken, kan de pijn met medicijnen worden onderdrukt. Hier worden alleen de medicijnen besproken die in Nederland het meest gebruikt worden om baringspijn te bestrijden. Deze hebben allemaal een morfine-achtig effect. De medicijnen die gebruikt worden zijn: Pethidine / Nozinan combinatie en Remifentanil. Naast deze medicijnen is er ook de ruggenprik. Afhankelijk van de situatie kunt u samen met uw arts of verloskundige een keuze maken uit de verschillende mogelijkheden. 

Pethidine / Nozinan

Pethidine wordt altijd samen met een rustgevend (sederend) middel Nozinan (levomepromazine) gegeven. Deze medicijnen kunnen op elk tijdstip gegeven worden. In principe Nozinan in de nacht en Pethidine overdag in verband met sufheid.

In SJG Weert worden deze medicijnen alleen gegeven als het nog niet zeker is dat de bevalling echt begonnen is, of als u geen Remifentanil of epidurale pijnbestrijding wil. Omdat dit middel bijwerkingen kan geven, moet u altijd in het ziekenhuis bevallen. Wie de bevalling verder begeleidt, uw eigen verloskundige, een verloskundige van het ziekenhuis of de gynaecoloog, hangt van de verdere omstandigheden af.

Pethidine / Nozinan wordt gegeven via een injectie in de bil of het bovenbeen. Na ongeveer een kwartier wordt het effect gevoeld. De scherpe pijn wordt minder en vaak kunt u daardoor ontspannen tussen de weeën door. Sommige vrouwen soezen weg of slapen zelfs. Het middel werkt ca. 2 - 4 uur.

Nadelen van Pethidine / Nozinan

Voor de moeder

  • Een injectie met Pethidine / Nozinan werkt 2 - 4 uur. Is langer pijnstilling nodig, dan kan eventueel een nieuwe injectie worden gegeven.
  • Duizeligheid en misselijkheid komen relatief vaak voor.
  • Soms kan men ook hoofdpijn krijgen en/of verward worden.
  • U kunt slaperig worden en wegdoezelen. Dat kan ervoor zorgen dat sommige vrouwen de bevalling niet bewust ervaren en het soms zelfs akelig vinden. Achteraf kunnen zij het gevoel hebben een deel van de bevalling ‘kwijt’ te zijn
  • Pethidine / Nozinan wordt alleen in het ziekenhuis gegeven. Na de injectie mag u niet meer rondlopen. Bijna alle zwangere vrouwen kunnen deze medicijnen krijgen maar soms is het niet verstandig, bv. bij erge astma of bepaald medicijngebruik zoals antidepressiva (MAO-remmers) Parnate (Tranylcypromine), Nardil, Marplan en Aurorix (Moclobemide).

Voor de baby

  • Omdat Pethidine / Nozinan door de placenta (moederkoek) wordt opgenomen, komt het ook bij uw baby terecht. De baby wordt hierdoor slaperig en minder beweeglijk in de baarmoeder. Dit is ook op een harttonenregistratie (hartfilmpje, cardiotocogram of CTG) te zien: de harttonen worden minder variabel. Als de verloskundige of arts twijfelt over de toestand van uw baby, kan dat een reden zijn om geen Pethidine / Nozinan te geven. De baby kan na de bevalling slaperig zijn. Ook kan het de ademhaling van de baby remmen, waardoor deze na de geboorte moeite kan hebben met ademen. Om dat te voorkomen krijgt u zelf eventueel vóór de geboorte een injectie met een middel dat dit tegengaat (Naloxon). Dit middel kan ook na de geboorte aan de baby zelf worden gegeven. 

De voor- en nadelen van Pethidine / Nozinan op een rij

  • Gemakkelijk toe te dienen pijnbestrijding die op elk tijdstip gegeven kan worden, waardoor de pijn meestal weer draaglijk wordt.
  • Geeft een rustigmakend effect.
  • Tamelijk korte werkingsduur.
  • Rondlopen is niet meer mogelijk, u moet in bed blijven.
  • Soms zijn er bijwerkingen, een enkele keer is de combinatie met andere medicijnen ongunstig.
  • De harttonen van uw baby kunnen minder variabel worden, waardoor het CTG moeilijker te beoordelen is.
  • Soms is uw baby na de bevalling wat suf en heeft het problemen met goed doorademen. Naloxon bij u en/of de baby kan dit effect verminderen.

Remifentanil                                                                                         

Remifentanil is een medicijn voor pijnstilling, dat in SJG Weert op elk tijdstip van de dag gegeven kan worden.

NB: Het middel is niet officieel geregistreerd als pijnstilling tijdens de baring. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt tot nu toe dat het voor u en uw baby veilig is. Zie hieronder uitgebreide informatie over de voor- en nadelen van Remifentanyl.

Hoe wordt Remifentanil toegepast?
U krijgt Remifentanil toegediend via een infuus. Via een drukknop geeft u uzelf pijnstilling. De hoeveelheid die u toedient bepaalt u zelf, maar blijft binnen grenzen die vooraf op de pomp zijn ingesteld. Dit voorkomt een overdosis.

Verdere controles
Tijdens de toediening van Remifentanil worden extra controles gedaan. U krijgt een zuurstofmetertje om uw vinger en uw bloeddruk en pols worden regelmatig gemeten. Als blijkt dat het zuurstofgehalte in het bloed wat lager is dan normaal, krijgt u mogelijk extra zuurstof.

Voordelen van Remifentanil
Remifentanil is een krachtig pijnstillend middel. Daardoor kunt u zich beter ontspannen en gaat de ontsluiting vaak sneller.

Net als Pethidine / Nozinan passeert Remifentanil de moederkoek, wat sufheid bij de baby kan geven, maar Remifentanil is, in tegenstelling tot Pethidine / Nozinan, binnen enkele minuten uitgewerkt.

Door de toediening van Remifentanil te stoppen voor het persen, zijn ademhalingsproblemen bij de baby (als gevolg van het medicijn) zo goed als onmogelijk.

Remifentanil is dus voor de baby veiliger dan Pethidine / Nozinan. Toediening van het medicijn kan daardoor nog kort voor de geboorte. U bepaalt zelf of u nog extra Remifentanil nodig heeft, bovenop de continue dosering die ingesteld staat. U heeft zelf controle over de pijnstilling en u krijgt precies de gewenste hoeveelheid.

Nadelen van Remifentanil
Toediening van Remifentanil kan alleen via een infuus. Omdat het effect vermindert na 3 - 4 uur, wordt het meestal pas in de laatste uren van de bevalling gegeven.

De belangrijkste bijwerkingen van Remifentanil zijn sufheid en misselijkheid. Ook kan de baby wat rustiger worden. Na het stoppen van de medicatie zijn de bijwerkingen binnen enkele minuten volledig verdwenen.

Bij een overdosering van Remifentanil kunt u ademhalingsproblemen krijgen. Daarom krijgt u een zuurstofmetertje. Een overdosering komt gelukkig zelden voor. Het medicijn is na het stoppen van de toediening zeer snel weer uitgewerkt.

De voor- en nadelen van Remifentanil op een rij

  • Gemakkelijke manier van pijnbestrijding, en is op elk moment van de dag toe te passen.
  • U heeft zelf controle over de pijnstilling door middel van een 'afstandbediening'.
  • Door de korte werkingsduur zijn er geen problemen voor de baby te verwachten.
  • Toediening kan alleen via een infuus.
  • Na 3 - 4 uur vermindert het effect, zodat het meestal pas in de laatste uren van de bevalling wordt gegeven.
  • Net als bij Pethidine / Nozinan kunnen sufheid en misselijkheid bijwerkingen zijn.

Epidurale pijnstilling (ruggenprik)

Epidurale pijnstilling is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar in SJG Weert. Er zijn in SJG Weert 3 soorten pijnstilling met een ruggenprik: de epidurale pijnstilling, de 'walking' epidural (ook wel ruggenprik light) en de spinale anesthesie.

Bij een keizersnede maakt men meestal gebruik van spinale anesthesie. Deze vorm wordt in dit hoofdstuk daarom niet verder besproken.

Wat is epidurale pijnstilling?
Bij deze ruggenprik plaatst de anesthesioloog een dun slangetje (epiduraal katheter) in een ruimte tussen de ruggenwervels: de epidurale ruimte. Via dit slangetje wordt continu verdovingsvloeistof toegediend, waardoor de zenuwen die de pijnprikkels van de baarmoeder en de bekkenbodem vervoeren worden uitgeschakeld. Daardoor voelt u de pijn van de weeën niet meer of in ieder geval minder intens. Behalve de pijnzenuwen worden ook de zenuwen die de blaas en de spieren in het onderlichaam aansturen, geheel of gedeeltelijk uitgeschakeld. Daardoor kan het gevoel van de blaas en het gevoel en de spierkracht in de onderbuik en benen tijdelijk afnemen. Dit is anders bij een walking epidural ofwel ruggenprik light, waarbij je kunt blijven lopen.

Hoe wordt zo'n ruggenprik gezet?

  • Voorbereidingen en controles:
    U krijgt eerst extra vocht via een infuus. Dit is nodig om uw bloeddruk niet te veel te laten dalen. Uw pols en bloeddruk worden regelmatig gecontroleerd met behulp van automatische bewakingsapparatuur. De harttonen van uw baby worden gecontroleerd door middel van een CTG.
  • Wie geeft de prik? 
    De ruggenprik wordt door een anesthesioloog gegeven op de verloskamer. Het komt voor dat u na uw verzoek om extra pijnstilling (max. een half uur) moet wachten op de anesthesioloog, omdat deze nog andere taken heeft in het ziekenhuis.
  • De prik zelf:
    De anesthesioloog prikt, terwijl u op uw zij ligt of voorovergebogen zit. U moet uw rug zo bol mogelijk maken en uw lichaam zo stil mogelijk houden: daardoor wordt de ruimte tussen de ruggenwervels groter. De huid op de prikplaats wordt schoongemaakt en verdoofd met een injectie. Vervolgens schuift de arts op deze plaats door een andere naald een klein slangetje (katheter) tussen de wervels door, in de epidurale ruimte. Door inspuiting van de verdoving worden de zenuwen vervolgens tijdelijk uitgeschakeld.
  • Wat voelt u ervan?
    De prik van de epidurale naald duurt kort en doet door de verdoving van de huid praktisch geen pijn. Meestal gaat het inbrengen van het slangetje heel snel, soms ervaart u een klein schokje en een enkele keer moet de anesthesioloog langer zoeken om de juiste plek te vinden. Meestal geldt: hoe boller de rug en hoe stiller u kunt blijven zitten, des te gemakkelijker het gaat.
  • Na de prik:
    Als het slangetje eenmaal is ingebracht, kunt u zich weer bewegen. Na een testdosis wordt de katheter aangesloten op een pompje waardoor u continu een kleine hoeveelheid verdovingsvloeistof toegediend krijgt. Gemiddeld duurt het 5 tot 15 minuten voordat u het effect merkt.
  • Verdere controles:
    Tijdens het verdere verloop van de bevalling wordt steeds gecontroleerd of de pijnstilling nog voldoende is. Indien niet, dan kan de toediening via de pomp eventueel verhoogd worden. Ook worden regelmatig uw bloeddruk en polsslag gecontroleerd evenals de urineproductie via de ingebrachte blaaskatheter. Soms controleert men ook het zuurstofgehalte in uw bloed. De conditie van uw baby wordt continu bewaakt door middel van een CTG.

Wat is het effect van epidurale pijnstilling?
Het is mogelijk dat u helemaal geen pijn heeft tijdens de ontsluitingsfase of het persen. Soms kunnen uw benen slap worden of krijgt u een tintelend doof gevoel in uw buikhuid en/of benen. Sommige vrouwen krijgen jeuk. Al deze effecten verdwijnen als de toediening van de medicijnen wordt gestopt.

De epidurale pijnbestrijding heeft bij ongeveer 5% van de vrouwen onvoldoende resultaat. Dan wordt er gekeken of de katheter in de rug goed zit en of u voldoende verdovingsvloeistof toegediend krijgt. Soms is het nodig om opnieuw te prikken.

De anesthesioloog zoekt altijd naar een evenwicht tussen pijnbestrijding en bijwerkingen. Op het hoogtepunt van een wee kunt u dus toch nog wat druk of een beetje pijn voelen.

Door de ruggenprik krijgt u weer wat rust en kunt u op krachten komen. Door vermindering van pijn en angst kan de bevalling soepeler verlopen.

Hoe gaat de bevalling verder bij epidurale pijnstilling?
Tegen de tijd dat u volledige ontsluiting heeft en de baby voldoende is ingedaald, kan het zijn dat de pomp lager of stop wordt gezet. U voelt dan weer de weeën, die nodig zijn om goed te kunnen persen. Soms duurt het een tijdje (soms weleens 2 uur) voordat er persdrang komt. De uitdrijvingsfase kan hierdoor langer duren.

Net als bij elke andere bevalling kan een kunstverlossing nodig zijn: een geboorte met de vacuümpomp of keizersnede. Mocht een keizersnede nodig zijn, dan is het in principe mogelijk de epidurale katheter te gebruiken als verdoving tijdens de keizersnede. Soms kiest de anesthesioloog voor een andere verdoving: bijvoorbeeld spinale anesthesie, of narcose. Dit is afhankelijk van hoe goed de epidurale pijnstilling was tijdens de weeën en van de conditie van moeder en baby.

Kan epidurale pijnstilling altijd gegeven worden?
Als de bevalling goed op gang is en de ontsluiting tenminste 2 - 3 cm is, kan epidurale pijnstilling gegeven worden.

In bepaalde situaties is epidurale pijnstilling onwenselijk, zoals bij stoornissen in de bloedstolling (door ziekte of door medicatie), bij infecties, bij sommige neurologische aandoeningen en bij afwijkingen van of operaties aan de wervelkolom.

Soms wordt een ruggenprik door uw gynaecoloog juist aangeraden, bijvoorbeeld bij hoge bloeddruk en zwangerschapsvergiftiging. De bloeddruk wordt door de epidurale pijnstilling veel stabieler.

Als de bevalling snel verloopt, kan er geen tijd meer zijn voor een ruggenprik.

Bijwerkingen van epidurale pijnstilling

  • Bloeddrukdaling: 
    Door epidurale pijnstilling worden de bloedvaten in de onderste lichaamshelft wijder, waardoor de bloeddruk kan dalen. Om dit te voorkomen krijgt u extra vocht via een infuus. Bij een te lage bloeddruk kunt u zich niet lekker voelen, misselijk en/of duizelig worden. Als u dan op uw zij gaat liggen kunnen de klachten verminderen en kan verdere daling van de bloeddruk worden voorkomen. Het eerste uur na het prikken van de epidurale pijnstilling wordt u streng gecontroleerd voor bloeddruk, pols en zuurstofgehalte. Mocht uw bloeddruk te veel dalen, dan kan extra vocht en/of medicatie gegeven worden om deze kunstmatig te verhogen. Door de bloeddrukdaling kan eventueel de hartslag van uw baby ook veranderen. Dit wordt dan zichtbaar op het CTG.
  • Blaasfunctie:
    Door de verdoving van het onderlichaam kunt u moeilijk voelen of uw blaas vol is. Ook plassen kan moeilijk zijn. Daarom krijgt u als voorzorg een blaaskatheter.
  • Jeuk:
    Een lichte jeuk is soms een reactie op de gebruikte verdovingsvloeistof. Behandeling is zelden nodig.
  • Rillen:
    Het kan gebeuren dat u na het prikken van de epidurale pijnstilling gaat rillen zonder dat u het koud heeft. Dit is onschuldig en meestal van korte duur. Het rillen ontstaat door veranderingen in uw temperatuurgevoel.
  • Koorts:
    Door de verandering in de temperatuursregulatie van het lichaam kunt u na een paar uur koorts krijgen (vaak niet hoger dan 37,8 °C). Daarom krijgen u en uw baby soms 'uit voorzorg' antibiotica. Dit betekent dat u dan 1 of enkele dagen langer in het ziekenhuis moet blijven.
  • Kunstverlossing:
    Bij de epidurale pijnstilling is het vaak nodig medicijnen te geven om de weeën sterker te maken. U heeft 2 - 5 keer meer kans op een kunstverlossing. Hoewel de cijfers niet eenduidig zijn zou er mogelijk ook een grotere kans zijn op een keizersnede.

Risico's/bijwerkingen van epidurale anesthesie

  • Hoofdpijn: 
    Bij 1% van alle patiënten met epidurale pijnbestrijding komt het voor dat de ruimte rond het ruggenmerg (de spinale ruimte) wordt aangeprikt (i.p.v. de epidurale ruimte). Het gevolg is hoofdpijn die erger wordt bij het opstaan en weer verdwijnt als u plat gaat liggen. Deze klachten treden meestal pas de volgende dag op. Het is een vervelende maar onschuldige complicatie. In de helft van de gevallen zijn eenvoudige maatregelen als rust, medicijnen en veel drinken voldoende om de klacht te verhelpen. In het geval dat de hoofdpijn blijft bestaan, heeft de anesthesioloog een andere oplossing.
  • Overige complicaties:
    De kans dat grote hoeveelheden verdovingsvloeistoffen ongewild in de bloedbaan of het hersenvocht terechtkomen is bijzonder klein. In een dergelijk geval wordt de ademhaling moeilijker. Om deze en andere redenen wordt u gedurende de baring intensief gecontroleerd.
  • Rugklachten:
    Bij 5 - 30% van de vrouwen komen rugklachten tijdens de zwangerschap en rondom de bevalling voor. Rugklachten na een bevalling met epidurale pijnstilling worden niet rechtstreeks door de epidurale katheter veroorzaakt, maar zijn vermoedelijk eerder te wijten aan een langdurige ongebruikelijke houding tijdens de bevalling met trekkrachten op zenuwen en banden van bekken en wervelkolom. Wel kan de epidurale katheter tijdelijk een beurs gevoel geven op de plaats van de prik.

De voor- en nadelen van epidurale pijnstilling op een rij (klassiek / walking)

  • De ruggenprik is de meest effectieve vorm van pijnstilling tijdens de bevalling.
  • In principe continu toepasbaar, zowel tijdens de ontsluiting als tijdens het persen.
  • Meestal wordt tijdens het persen de hoeveelheid pijnstilling verminderd of stopgezet om het actief meepersen te bevorderen. Hierdoor is het mogelijk dat u tijdens het persen weer enige pijn voelt.
  • Er is uitgebreide bewaking van uzelf en de baby nodig. U krijgt in ieder geval een infuus, een blaaskatheter, een bloeddrukband en bijna altijd CTG-bewaking door middel van een draadje op het hoofd van uw baby.
  • De kans op ernstige complicaties is zeer gering. Soms kunnen vervelende bijwerkingen voorkomen die niet ernstig zijn zoals: bloeddrukdaling, hoofdpijn, krachtverlies in de benen, jeuk en verminderde blaasfunctie. Deze klachten zijn meestal goed te behandelen en van tijdelijke aard. Ook is er kans op een blaasontsteking door de blaaskatheter.
  • Met een ruggenprik kunt u bijna niet meer rondlopen. Als regel blijft u in bed en mist u de beweging die een normale baring stimuleert. U kunt bijvoorbeeld ook niet op de baarkruk bevallen.
  • Bij ongeveer 5% van de vrouwen is het pijnstillende effect onvoldoende.
  • Er is een grotere kans op toediening van medicijnen om de weeën sterker te maken en het moeten verrichten van een kunstverlossing.
  • De kans bestaat dat u koorts krijgt waardoor u langer in het ziekenhuis moet blijven.
  • Doordat de pijn weggenomen wordt kan ook een langdurende bevalling goed verdragen worden en eindigen in een normale bevalling. Dit bevordert dat u tevreden terug kunt kijken op uw bevalling.
De geboorte

Als u volledige ontsluiting (10 cm) heeft en het hoofdje voldoende is ingedaald mag u gaan persen.

Nadat de baby geboren is wordt deze (als alles goed is en u dat wil) op uw buik gelegd (golden hour). Na de geboorte van de moederkoek (placenta) en het eventueel hechten, wordt de baby in overleg met u door de verloskundige nagekeken, verzorgd en aangekleed. De baby krijgt borst- of flesvoeding en daarna krijgt u iets te drinken en natuurlijk beschuit met muisjes aangeboden.

Hierna wordt u een tijdje alleen gelaten en kunt u uw familie en vrienden bellen. Spreek met uw familie af dat u zelf belt als de baby geboren is. Zo heeft u meer privacy.

Na enige tijd komt de verloskundige terug om u te verzorgen. Als het medisch kan en u voelt zich goed, mag u onder begeleiding douchen.

Uw partner heeft de verplichting om het kind binnen 3 werkdagen aan te geven bij de burgerlijke stand.

Inleiden van de bevalling

Bij een inleiding wordt de bevalling kunstmatig op gang gebracht. Dit gebeurt met medicijnen die de weeën opwekken. Een inleiding vindt altijd plaats in het ziekenhuis onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog. Deze folder geeft algemene informatie. In het ziekenhuis waar u gaat bevallen, kunt u vragen stellen over de gang van zaken.

Waarom wordt een bevalling ingeleid?

Een inleiding wordt meestal geadviseerd als de gynaecoloog verwacht dat de situatie voor de baby buiten de baarmoeder gunstiger zal zijn dan daarbinnen. De bevalling wordt dan opgewekt op een tijdstip dat de toestand van het kind nog goed is en men verwacht dat de baby een normale bevalling kan doorstaan. Ook ernstige klachten van u zelf kunnen een reden zijn voor het inleiden van de bevalling.

Enkele veel voorkomende redenen voor een inleiding zijn: over tijd zijn, langdurig gebroken vliezen, groeivertraging bij de baby en een verslechtering van de placenta.

Over tijd zijn
Als u 2 weken na de uitgerekende datum niet bevallen bent, spreekt men van 'over tijd' zijn. U bent dan 42 weken zwanger. De medische term hiervoor is serotiniteit. De gynaecoloog beoordeelt dan veelal de hoeveelheid vruchtwater door middel van echoscopisch onderzoek. Ook wordt een CTG (cardiotocogram) gemaakt, een registratie van de harttonen van de baby. Als uit deze onderzoeken blijkt dat de conditie van het kind achteruitgaat, kan de gynaecoloog adviseren de bevalling in te leiden. Meer informatie vindt u in de folder 'Zwanger na uitgerekende datum' (Serotiniteit).

Langdurig gebroken vliezen
Het breken van de vliezen is vaak het eerste teken van het begin van de bevalling. Als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn, spreekt men van langdurig gebroken vliezen. De bevalling kan dan alsnog uit zichzelf op gang komen. Wel adviseert men meestal een bevalling in het ziekenhuis, omdat er een hoger risico op infectiegevaar bestaat. Bij langdurig gebroken vliezen is het verstandig de temperatuur op te nemen. Bij koorts (meer dan 38 °C) moet u contact opnemen met de verloskundige of gynaecoloog. Als de vliezen langer dan 3 dagen gebroken zijn bij een voldragen zwangerschap, is er weinig kans dat de weeën nog spontaan op gang komen. De gynaecoloog adviseert meestal een inleiding tussen 24 - 72 uur na het breken van de vliezen. Als de vliezen vóór de 37 weken breken, wacht men vaak langer met een inleiding zolang er geen tekenen van infectie zijn.

Groeivertraging van de baby
Als de verloskundige of gynaecoloog vindt dat uw baby aan de kleine kant is, onderzoekt men met een echo of dit inderdaad zo is. Ook weinig vruchtwater kan duiden op een klein of te klein kind. Regelmatige echo’s kunnen informatie geven over de verdere groei van het kind. Zo nodig wordt regelmatig de conditie van het kind gecontroleerd met een CTG. Bij onvoldoende groei of dreigende achteruitgang van de conditie van uw kind, kan de gynaecoloog een inleiding adviseren.

Achteruitgaan van de functie van de placenta
De baby krijgt voeding en zuurstof via de placenta (moederkoek). Wanneer de moeder bijvoorbeeld een te hoge bloeddruk of suikerziekte heeft tijdens de zwangerschap, kan de placenta minder goed gaan functioneren. Daarom kan de gynaecoloog op een gegeven ogenblik van mening zijn dat het voor de baby beter is om geboren te worden. Dan wordt een inleiding met u besproken.

Andere redenen
Er zijn nog vele andere redenen waarom geadviseerd kan worden een bevalling in te leiden. Deze kunnen te maken hebben met het verloop van de vorige bevalling of met andere bijkomende problemen tijdens de huidige zwangerschap. In sommige ziekenhuizen wordt soms op verzoek van de zwangere een inleiding afgesproken zonder dat hiervoor een medische reden bestaat.

Voorbereiding

Om te beoordelen of de bevalling op gang kan worden gebracht, wordt een inwendig onderzoek verricht. Vaak gebeurt dit op de polikliniek of op de verloskamer.

Over het algemeen neemt u de dag van de inleiding dezelfde spullen mee als bij een 'gewone' bevalling: kleding voor uzelf voor tijdens en na de bevalling, wat toiletartikelen en babykleertjes. Ook is het verstandig wat ter ontspanning en tijdverdrijf mee te nemen. De eerste uren zijn er soms nog niet zoveel weeën. Wat afleiding kan dan plezierig zijn.

Wanneer is een inleiding mogelijk?

Een inleiding kan pas plaatsvinden als de baarmoedermond al een beetje open en verweekt is. Verloskundigen en gynaecologen gebruiken hiervoor de term 'rijpheid'.

Op de tekeningen ziet u voorbeelden van een rijpe en een onrijpe baarmoedermond. Een onrijpe baarmoedermond is nog lang en voelt stevig aan. Dit wordt een staande portio genoemd (portio betekent baarmoedermond). Meestal is er nog geen ontsluiting. Een rijpe baarmoedermond is over het algemeen korter. Er wordt dan gesproken over een verstreken portio. Deze voelt ook weker aan, en vaak is er al wat ontsluiting. In dat geval kan een inleiding afgesproken worden.

Als de baarmoedermond onrijp is

Wanneer de baarmoedermond onrijp is en er toch een reden is om de bevalling op gang te brengen, kan besloten worden de baarmoedermond 'rijp' te maken. In medische termen wordt dan van 'primen' (Engels voor voorbereiden) gesproken.

 vmk1-2.png

Methoden om de baarmoedermond rijp te maken
De meest toegepaste methode is het inbrengen van prostaglandinen in tabletvorm, oraal, in de schede of de baarmoedermond. Prostaglandinen zijn hormonen die de rijpheid van de baarmoedermond bevorderen; ze spelen ook een rol bij het op gang komen van de bevalling. 

Een andere methode is het oprekken van de baarmoedermond met een ballonkatheter. Hierover volgt hieronder meer informatie. 

Wat gebeurt er?
Het toedienen van prostaglandinen kan oraal of door middel van een vaginaal toucher (het voelen met vingers in de schede). Met de vingers wordt het prostaglandinetabletje diep in de schede in de buurt van de baarmoedermond ingebracht. Dit is meestal niet pijnlijk, hoewel het inwendig onderzoek onplezierig kan zijn.

Na afloop
Na afloop kunt u wat bloedverlies hebben, maar daar hoeft u niet van te schrikken. Na het inbrengen wordt de conditie van de baby gecontroleerd met behulp van een CTG. Het kan nodig zijn de behandeling te herhalen, soms gedurende een paar dagen, zeker als de baarmoedermond erg onrijp is. Prostaglandinen maken niet alleen de baarmoedermond rijp, maar kunnen ook weeën veroorzaken. Vaak ontstaan na het inbrengen harde buiken. Dit zijn meestal nog geen weeën. Van weeën wordt pas gesproken als er ontsluiting ontstaat. Soms gaan de harde buiken wel over in weeën en komt de bevalling spontaan op gang.

Het inleiden van de bevalling

Bij een inleiding worden de weeën op gang gebracht en wordt de conditie van de baby gecontroleerd.

Amniotomie 
Als besloten wordt tot inleiding, dan staat de baarmoedermond al voldoende open zodat begonnen kan worden met het breken van de vliezen, de zgn. amniotomie. Dit gebeurt via een inwendig onderzoek. U kunt dan warm vruchtwater via de schede naar buiten voelen stromen. Tegelijkertijd kan op indicatie een hoofdelektrode aangebracht worden (zie "Controle van de baby en de weeën").

Soms is het breken van de vliezen voldoende om weeën te krijgen maar meestal moeten deze opgewekt worden met medicijnen via een infuus.

Het opwekken van de weeën
Het op gang brengen van de weeën gebeurt zo nodig door middel van medicijnen via een infuus. Er wordt een naaldje in een bloedvat van uw hand of onderarm ingebracht; daarop wordt een dun slangetje aangesloten. Via een pompje worden medicijnen (oxytocine) toegediend om de weeën op gang te brengen. De dosering gaat stapsgewijs omhoog. Geleidelijk gaan dan de weeën beginnen. (Een andere methode van opwekken van weeën is het inbrengen van prostaglandinetabletjes in de schede. Dit gebeurt op dezelfde wijze als eerder beschreven bij het rijpen van de baarmoedermond. Dan worden de vliezen niet gebroken).

Controle van de baby en de weeën
De conditie van uw baby wordt gecontroleerd met een CTG. Dit kan uitwendig via de buik gebeuren. Meestal zal een draadje (schedel-elektrode) op het hoofd van de baby vastgemaakt worden om de harttonen te registreren. Dit gebeurt via een inwendig onderzoek. De weeën worden met een band om de buik geregistreerd.

Hoe gaat de bevalling verder?

Nadat de inleiding gestart is, is het verloop in principe hetzelfde als bij een 'normale' bevalling. Dit betekent dat de weeën langzamerhand heviger en pijnlijker worden. Over het algemeen heeft u de vrijheid om de weeën op uw eigen manier op te vangen: zittend in een stoel, staand naast het bed, of liggend of zittend in bed.

De uitdrijving (het persen) en de geboorte van de baby en de moederkoek gaan niet anders dan bij een 'normale' bevalling. Over het algemeen wordt de baby binnen 24 uur geboren. Naarmate de baarmoedermond rijper is, gaat de ontsluiting vaak sneller. Ook gaat de bevalling van een tweede kind meestal sneller dan die van een eerste. Als de bevalling wordt ingeleid met prostaglandinen, kunnen er vaak eerst veel harde pijnlijke buiken zijn zonder dat dit nog echte ontsluitingsweeën zijn. Zijn de ontsluitingsweeën te pijnlijk, dan kunt u om pijnstillers vragen (zie ‘’pijnstilling’’). 

Na de bevalling

Na de geboorte wordt de baby nagekeken door de verloskundige en, als daar reden voor is, door de kinderarts. Meestal kunt u binnen 24 uur weer naar huis. Vaak is dit de volgende ochtend. Soms wordt geadviseerd om langer te blijven, zoals bij langdurig gebroken vliezen of bij suikerziekte. De baby wordt dan nog 1 of enkele dagen in het ziekenhuis geobserveerd.

Bij een kind met een laag geboortegewicht of bij een te vroeg geboren baby kan opname op de kinderafdeling langer duren. Meestal mag u dan zelf 7 - 10 dagen in het ziekenhuis blijven. Het is verstandig om bij uw zorgverzekering te informeren welke periode in uw geval vergoed wordt, om te voorkomen dat u een rekening krijgt die u gedeeltelijk zelf moet betalen.

Ook kan uw eigen gezondheid het nodig maken om langer te blijven, bijvoorbeeld in verband met een hoge bloeddruk of ruim bloedverlies waarvoor een bloedtransfusie noodzakelijk is.

Wie zijn er bij de bevalling?

Omdat er een medische reden bestaat om de bevalling in te leiden, krijgt u een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. In sommige ziekenhuizen kunnen er naast verpleegkundigen eventueel ook leerling-verpleegkundigen of co-assistenten (medische studenten) aanwezig zijn. De bevalling kan door de gynaecoloog begeleid worden of door een verloskundige, onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog. Zij werken dan in nauw overleg met de gynaecoloog. U kunt van tevoren navragen wie er zullen zijn.

Risico's en complicaties

Bij elke bevalling kunnen complicaties optreden, of de bevalling nu wordt ingeleid of niet. We bespreken hier een aantal complicaties die met een inleiding kunnen samenhangen.

Langdurige bevalling
Als de inleiding begonnen wordt terwijl de baarmoedermond nog niet goed rijp is, bestaat er een grotere kans op een zeer langdurige bevalling. Soms wordt geen volledige ontsluiting bereikt en moet een keizersnede worden gedaan.

Hyperstimulatie
Hierbij komen er te veel weeën te snel achter elkaar. Als dit lang duurt, kan de baby zuurstofgebrek krijgen. Meestal kan hyperstimulatie verholpen worden door de stand van de infuuspomp te verlagen. Soms moet een weeën remmend medicijn gegeven worden. Daardoor keren de weeën weer met normale pauzes terug.

Sneuvelen van het infuus
Dit is in wezen geen echte complicatie. Wel vinden vrouwen het vaak vervelend als opnieuw een naaldje in de hand of in de arm ingebracht moet worden.

Sneuvelen van de elektrode
Ook dit is geen echte complicatie. De elektrode die op het hoofdje of de stuit van de baby is vastgemaakt, kan soms losraken. De harttonen worden dan plotseling niet meer geregistreerd. Er is dan niets mis met de baby.

Infectie van de baarmoeder
Als de vliezen langer dan 24 uur gebroken zijn, is er een iets groter risico op een infectie van de baarmoeder tijdens en na de bevalling. Dit is eigenlijk ook geen echte complicatie van de inleiding zelf, maar hangt samen met de reden van de inleiding.

Ontsteking op het hoofd of de stuit van de baby
Zoals beschreven, wordt bij een inleiding een draadje in de hoofdhuid van de baby vastgemaakt om de harttonen te registreren (schedel-elektrode). Bij een kind in stuitligging wordt het draadje op de stuit bevestigd. Een enkele keer kan op de plaats waar de elektrode vastgemaakt is, een ontsteking ontstaan. Dit is niet ernstig, maar wel vervelend voor de baby.

De meeste inleidingen zullen zonder complicaties verlopen en de risico's van een ingeleide bevalling zijn meestal niet groter dan die van een normale bevalling. Wel is het noodzakelijk dat een inleiding onder goede controle en begeleiding plaatsvindt. Tot slot een opmerking over de veelgehoorde opvatting dat een ingeleide bevalling pijnlijker zou zijn dan een normale bevalling. Dit is moeilijk te bewijzen, omdat geen 2 bevallingen hetzelfde zijn.

Kunt u zelf wat doen om de bevalling op gang te brengen? Zijn er alternatieven?

Een veel gestelde vraag is of u zelf wat kunt doen om de bevalling op gang te brengen. Helaas valt dit vaak tegen. Wonderolie wordt door sommigen aanbevolen, maar het nut is nooit bewezen. Wel kunnen er vervelende darmkrampen door ontstaan.

Een andere mogelijkheid om de bevalling zonder inleiding op gang te brengen is 'strippen'. De verloskundige of gynaecoloog maakt dan met de vingers tijdens het vaginaal onderzoek (toucher) de baarmoedermond los van de vliezen. Dit kan pijnlijk zijn en erna kan bloedverlies optreden. Bij een onrijpe baarmoedermond heeft strippen weinig zin. De kans dat een bevalling daarna spontaan begint, is klein.

Heeft u bezwaren tegen een inleiding, bespreek dit dan met uw verloskundige en/of gynaecoloog. Soms kan een alternatief gevonden worden, zoals het nauwkeurig controleren van de conditie van de baby terwijl afgewacht wordt tot de bevalling uit zichzelf op gang komt.

Balloninleiding van de bevalling


Wat is een balloninleiding?

Een balloninleiding wordt gedaan bij vrouwen waarbij de baarmoedermond nog gesloten en onrijp is. Als de baarmoedermond nog stevig gesloten en lang is noemen we dat een ‘onrijpe’ baarmoedermond. De baarmoedermond moet eerst soepel worden en verstrijken voordat de baarmoedermond open kan gaan. Dit heet een ‘rijpe’ baarmoedermond. Als deze open is, noemen wij dit ontsluiting.

De ballon heeft een dubbele werking. Het zorgt voor:

  • het vrijkomen van natuurlijke stoffen die de baarmoedermond soepel maken;
  • de ballon geeft druk waardoor ontsluiting ontstaat.

Hoe gaat de balloninleiding?

Eerst wordt u aangesloten aan een CTG-apparaat via een band om uw buik. Hiermee worden de harttonen van uw baby en uw eventuele weeënactiviteit vastgelegd. Dit duurt ongeveer een half uur.

De katheter
Tijdens een inwendig onderzoek brengt de gynaecoloog of verloskundige* een ‘eendenbek’ in de schede. Zo kan de arts beter uw baarmoedermond zien. 

De katheter is een flexibel latex slangetje met een doorsnede van een paar mm. Dit slangetje wordt via de schede in de baarmoedermond geschoven. Aan het uiteinde van de katheter zit een ballonnetje. Dit vult de verpleegkundige met steriel water tot het een doorsnede heeft van zo'n 2 - 3 cm. Hierdoor blijft het ballonnetje achter uw baarmoedermond hangen. Het gedeelte van de katheter dat nog uit de schede hangt, wordt aan de binnenkant van uw bovenbeen vastgeplakt.

Als de ballon is geplaatst, wordt nog een keer een CTG gemaakt. Ook wordt gekeken of er activiteit is in de baarmoeder. Dit kan een reactie zijn op het inbrengen van de ballon. Dit noemen wij harde buiken. Dit neemt meestal snel na het inbrengen van de ballon weer af. Na het inbrengen kunt u onder in de buik menstruatie-achtige krampen voelen. Dit kan minder worden maar kan ook aan blijven houden.

U kunt hierna wat vaginaal bloedverlies hebben. Dit is normaal. Blijft het bloedverlies aanhouden en is het helderrood neem dan contact op met de verloskundige op de verloskamer.

Als het CTG er na ongeveer een uur goed uitziet mag u in principe naar huis, tenzij vooraf anders is afgesproken. De gynaecoloog spreekt met u af wanneer u terug moet komen. Het is wachten totdat u de ballon verliest. Als de ballonkatheter uitvalt, betekent dit dat er 2 - 3 cm ontsluiting is. Het is de bedoeling dat de arts dan de volgende morgen uw vliezen breekt en de bevalling gaat inleiden.

*Veel praktische handelen worden overgenomen door de verloskundige die in het ziekenhuis werkt. De gynaecoloog is degene die de beslissing neemt en is eindverantwoordelijk. De arts is dus altijd op de hoogte van uw situatie.

Wanneer u de ballon niet ‘spontaan’ verliest zal de verpleegkundige of de arts proberen de ballon te verwijderen door er zachtjes aan te trekken. In de meeste gevallen verliest u de ballon binnen 24 uur maar het zou ook 48 uur kunnen duren. Wanneer de ballon er thuis spontaan uit valt mag u deze weggooien. De volgende ochtend komt u dan zoals afgesproken naar het ziekenhuis.

Bij twijfel of vragen kunt u altijd naar de verloskamer bellen.

Als de ballon uit gevallen is of verwijderd, dan is de baarmoedermond in de meeste gevallen rijp genoeg om de vliezen te kunnen breken. Is de baarmoedermond nog onvoldoende rijp of de ballon zit er nog in, dan krijgt u tabletjes. Deze tabletjes krijgt u via de vagina of om in te nemen. Deze tabletjes zorgen ervoor dat de baarmoedermond alsnog rijpt.

Wat kunt u verwachten als de ballon is ingebracht?

  • Kleine beetjes vaginaal bloedverlies;
  • Harde buiken;
  • Menstruatie-achtige klachten.

Keizersnede

Keizersnede van A tot Z

Een zwangerschap, een geboorte, het lijkt soms zo gewoon. Maar niet elke zwangerschap eindigt met een bevalling zoals ouders zich deze voorstellen. Soms wordt de baby geboren via de keizersnede. Een enkele keer weten de ouders dit van tevoren, maar soms is het ook onverwacht.

Hier leest u waarom een keizersnede gedaan wordt, de voorbereiding hierop, de verdoving en de tijd erna. Tevens is deze informatie een ondersteuning en aanvulling op de informatie die de specialist en de verpleegkundige u al hebben gegeven.

Wat is een keizersnede?

Een keizersnede is een operatie waarbij de baby via de buikwand ter wereld komt. De operatie duurt ongeveer 45 minuten, soms langer, soms korter.

De baby wordt meestal binnen 10 minuten na het begin van de operatie geboren. Daarna maakt de gynaecoloog de baarmoeder en de verschillende lagen van de buikwand met hechtingen dicht.

Reden voor een keizersnede

De gynaecoloog adviseert een keizersnede alleen als een bevalling via de vagina (schede) niet mogelijk is of te grote risico’s met zich meebrengt voor u, uw kind of voor u beiden. Omdat bij een keizersnede complicaties kunnen optreden, wordt de operatie alleen uitgevoerd als er een goede reden voor is.

Een geplande keizersnede
Soms is al vóór de zwangerschap duidelijk dat een keizersnede nodig zal zijn. In andere gevallen blijkt dit tijdens de zwangerschap. Bijvoorbeeld als de baby in stuit ligt, de placenta (moederkoek) voor de baarmoedermond ligt, als een vleesboom de indaling van het kind verhindert, of als er complicaties zijn zoals een placenta die onvoldoende functioneert. In deze gevallen spreekt men van een geplande of primaire keizersnede.

Hierbij wordt een nieuwe methode gebruikt, de ‘gentle c sectio’. Bij deze methode wordt zoveel als mogelijk een natuurlijke bevalling nagebootst. Als het medisch gezien verantwoord is blijft uw baby op de operatiekamer, de recovery (uitslaapkamer) en de kraamafdeling bij u (en uw partner).

Er blijft een verpleegkundige bij u vanaf het tijdstip dat u van de verpleegafdeling naar de operatiekamer vertrekt totdat u weer terugkomt.

Een keizersnede tijdens de bevalling
Vaak wordt pas tijdens de bevalling duidelijk dat een keizersnede nodig is. Dit noemt men een secundaire keizersnede. De meest voorkomende redenen daarvoor zijn het niet vorderen van de bevalling en/of dreigend zuurstofgebrek van de baby.

Het is mogelijk dat de bevalling niet opschiet tijdens de ontsluiting of de uitdrijving. Als de ontsluiting onvoldoende vordert neemt het aantal centimeters ontsluiting niet (voldoende) toe. Bij onvoldoende vordering van de uitdrijving is er te weinig indaling van de baby in het bekken. Ook bij een keizersnede die niet gepland is proberen wij als het medisch gezien kan, en er voldoende verpleging geschikbaar is, (tijdens kantoortijden) de ‘gentle c methode’ toe te passen.

Voorbereiding op een keizersnede

Bij een geplande keizersnede spreekt de gynaecoloog een datum met u af. Hij verwijst u naar het planbureau. Hier wordt u ingepland voor de operatie en krijgt u een afspraak voor de poli preoperatieve screening.

Op de poli preoperatieve screening vindt onderzoek plaats naar uw gezondheidstoestand. Hier worden vragen over uw gezondheid gesteld en wordt lichamelijk onderzoek gedaan, zoals het luisteren naar hart en longen.

Tot uiterlijk 6 uur voor de operatie mag u nog gewoon eten. Daarna mag u tot uiterlijk 2 uur voor de operatie heldere vloeistof drinken (water, spa blauw, appelsap, thee). Soms kunt u vooraf een kijkje nemen op het vrouw-moeder-kind centrum waar u wordt opgenomen en krijgt u informatie van de verpleegkundige.

De dag van de operatie gaat u (als u niet al opgenomen bent) naar het vrouw-moeder-kind centrum (VMK). Op de afdeling krijgt u een operatiehemd aan. De verpleegkundige stelt u nog enkele vragen en brengt vervolgens een infuus in. Er wordt een CTG (hartfilmpje van de baby) gemaakt. Kort voor de operatie wordt u naar de operatieafdeling gebracht.

Tijdens de operatie mag u geen haarspelden, sieraden als ringen, oorbellen en piercings dragen. Daarom kunt u deze het beste thuis laten. Verwijder nagellak en gebruik geen make-up. De kleur van de huid geeft de anesthesioloog tijdens de operatie belangrijke informatie over uw lichamelijke toestand. Contactlenzen en een eventueel kunstgebit moet u uitdoen als u onder algehele narcose geopereerd wordt.

Op de operatiekamer krijgt u een blaaskatheter, zodat de urine kan wegstromen; deze wordt in een zak opgevangen. Bij een secundaire keizersnede gebeuren deze voorbereidingen vaak in een sneller tempo. Er gaat altijd een verpleeg- of verloskundige van het VMK met u mee naar de operatiekamer.

Soort verdoving

Bij een geplande keizersnede krijgt u als het kan altijd de ruggenprik. Deze soort verdoving beïnvloedt de functies van uw baby niet en is daarom altijd eerste keus. Bij een ruggenprik maakt u de geboorte van uw baby bewust mee en al tijdens de operatie kunt u uw baby zien, horen en aanraken.

Narcose
Bij de narcose wordt rekening gehouden met de baby zodat deze zo weinig mogelijk medicijnen, zoals inslaapmiddelen en pijnstillers, via de placenta toegediend krijgt. U wordt wakker als de operatie klaar is.

De operatie zelf
Indien u een ruggenprik krijgt, kan uw partner tijdens de operatie bij u zijn. Bijna altijd maakt de gynaecoloog een ‘bikinisnede’, een horizontale (dwarse) snede van 10 - 15 cm vlak boven het schaambeen, ongeveer rond de haargrens. Zelden wordt nog een snede van de navel naar beneden gemaakt. Na de snede in de huid worden het vet onder de huid en een laag verstevigend bindweefsel boven de buikspieren doorgesneden.

De lange buikspieren die van de ribbenboog naar beneden lopen worden opzij geschoven, vervolgens opent de gynaecoloog de buikholte. De blaas, die voor een deel over de baarmoeder heen ligt, wordt losgemaakt van de baarmoeder en naar beneden geschoven. Daarna haalt de gynaecoloog meestal via een dwarse snede in de baarmoeder uw kind naar buiten. Meestal drukt men daarbij op uw buik.

Als uw kind geboren is, wordt de navelstreng doorgeknipt. De vader mag het laatste stukje afknippen. Als de placenta geboren is, hecht de gynaecoloog de baarmoeder en de verschillende lagen van de buikwand.

Wie mag bij een keizersnede aanwezig zijn?

Uw partner mag bij de keizersnede aanwezig zijn. Het is meestal de gewoonte dat deze pas binnenkomt als alle voorbereidingen voor de operatie zijn getroffen en de operatie begint.

Kan uw partner niet bij de operatie zijn, dan mag ook iemand anders (vriendin, moeder, vroedvrouw) aanwezig zijn. Dit gebeurt altijd in overleg. Als u onder algehele narcose moet, mag uw partner niet bij de keizersnede zijn. Uw partner ziet de baby zo snel als mogelijk na de geboorte. Het is toegestaan om foto’s te maken.

De baby na de geboorte

Als de baby is geboren wordt hij/zij verzorgd en zal daarna bij u liggen. Als de toestand van de baby het toelaat blijft hij/zij continue bij u. Als u borstvoeding geeft wordt uw baby op de recovery (uitslaapkamer) voor de eerste keer aangelegd.

Bij een spoedkeizersnede kan de baby niet bij u blijven maar gaat deze met uw partner en de verpleegkundige terug naar de afdeling. De baby krijgt daar de zorg die hij/zij nodig heeft. Als u terug bent op de verpleegafdeling en u geeft borstvoeding, dan wordt uw baby meteen aangelegd. Als u flesvoeding geeft mag dit zodra u terug bent.

Vaak onderzoekt de kinderarts uw baby direct na de geboorte. Als bij een (geplande) keizersnede geen problemen worden verwacht, vindt onderzoek door de kinderarts soms pas later plaats.

Afhankelijk van de reden voor de keizersnede, de zwangerschapsduur en de toestand van uw baby, wordt uw baby in een couveuse of in een bedje gelegd. Dit kan op de couveuseafdeling zijn of op de kamer waar u zelf ligt.

Borstvoeding
Na een keizersnede kunt u borstvoeding geven. Het maakt niet uit of de keizersnede gepland was of niet en of u algehele narcose of een ruggenprik heeft gekregen. Wel speelt bij algehele narcose de conditie van uw baby een rol. Met de baby wordt al op de recovery huid op huid contact gemaakt. De baby wordt aangelegd aan de borst. Zo komt de melkproductie vlot op gang en kan het kind profiteren van de eerste voeding, het colostrum. 

Flesvoeding
Er vindt huid op huid contact plaats op de recovery en de baby blijft bij u. Het eerste flesje wordt pas op de verpleegafdeling gegeven.

Na een keizersnede

Na een keizersnede worden de bloeddruk, de polsslag, het wondverband, bloedverlies en de hoeveelheid urine regelmatig gecontroleerd. Via het infuus krijgt u vocht toegediend. Bij een ruggenprik heeft u de eerste uren na de operatie nog geen controle over uw benen. Geleidelijk krijgt u het gevoel en de kracht in uw benen terug.

U mag als u hier zin in heeft direct weer eten en drinken. Om trombose te voorkomen krijgt u een keer per dag een injectie onder de huid van uw bovenbeen met een bloed verdunnend middel (heparine). Ook vraagt men regelmatig naar de pijn(score). U krijgt voldoende pijnstilling.

De dag na de operatie

  • Vaak wordt de dag na de operatie bloed geprikt om na te gaan of u bloedarmoede heeft. Zo nodig bespreekt de arts met u een bloedtransfusie of ijzerinfuus.
  • Als de bloeduitslag goed is, wordt het infuus verwijderd.
  • U krijgt movicolon. Dit zorgt ervoor dat de stoelgang makkelijker verloopt. Als u naar huis gaat krijgt u een recept mee.
  • Het is het beste dat u zo snel mogelijk mobiliseert, daarom wordt u uit bed geholpen. Als het mobiliseren goed gaat mag de blaaskatheter verwijderd worden.
  • Kort na de keizersnede heeft u pijn aan de wond en soms pijnlijke naweeën. Hiervoor krijgt u pijnstillers. De buikwand is vaak pijnlijk omdat onder de huid de snede in de buikwand verticaal loopt, van de navel tot het schaambeen.

Dag 2 na de operatie

  • Uw wondverband wordt verwijderd.
  • Als het nodig is krijgt u ijzertabletten nadat u weer ontlasting heeft gehad.
  • Bij het hechten van de huid wordt doorgaans materiaal gebruikt dat vanzelf oplost en niet hoeft te worden weggehaald.
  • Eventuele knoopjes / hechtdraad wordt meestal de derde dag door uw  verloskundige thuis verwijderd. Heeft u agraves dan verwijdert uw verloskundige deze de vijfde dag.

Naar huis

Na de keizersnede blijft u minimaal 48 uur in het ziekenhuis. Meestal gaat u dus de tweede dag na de keizersnede naar huis. De snelheid van uw herstel en de gezondheid van uw baby (couveuseopname) spelen hierbij een rol.

U krijgt een brief mee voor de kraamverzorgster. De verloskundige en de huisarts krijgen digitaal bericht via ZorgDomein. Ook krijgt u een recept mee voor movicolon en eventueel voor ijzertabletjes. Thuis kunt u nog paracetamol nemen voor de pijn.

Na 5 – 6 weken wordt u op de poli gynaecologie verwacht voor controle. Deze afspraak mag u zelf maken maar u kunt ook via de secretaresse een afspraak laten maken.

Weer thuis

Thuis zult u geleidelijk verder moeten herstellen. De tijd die nodig is voor het herstel na een keizersnede is vaak langer dan na een gewone bevalling.

  • Conditie: u bent sneller moe en u kunt minder aan dan u verwacht. Geef toe aan de vermoeidheid en neem extra rust. Uw lichaam geeft aan wat u kunt en wat niet.
  • Doe rustig aan en breidt uw activiteiten langzaam uit (licht huishoudelijk werk, kleine boodschappen).
  • De eerste weken niet zwaar tillen (maxi-cosi, stofzuigen, vuilniszakken, zware boodschappentassen). Draag alleen het gewicht van uw baby.
  • Pijn en gebrek aan kracht na een keizersnede kunnen invloed hebben op autorijden of fietsen. Hoe lang iemand niet rijdt is per persoon verschillend. Er is in Nederland geen wetgeving als het gaat om autorijden na een narcose of operatie. Wel staat in de wet dat u ‘geen gevaar op de weg mag veroorzaken’. Als u redelijkerwijs kon inschatten dat het niet veilig was om zelf te rijden kan dit uiteindelijk toch gevolgen hebben voor de aansprakelijkheid na een ongeluk. Neem dus geen risico en laat u rijden als u twijfelt.
  • Al snel na de operatie mag u onder de douche. Een bad wordt afgeraden zolang er nog bloedverlies is (ca. 4 - 6 weken). Niet in bad gaan is ook beter voor de wondgenezing.
  • De verschillende lagen van de buikwand moeten goed genezen. Aan de zijkant van het litteken heeft u de eerste tijd soms een trekkend gevoel van inwendige hechtingen. Dit kan geen kwaad.
  • Bij de nacontrole wordt bekeken of u weer mag beginnen met buikspieroefeningen, hardlopen of andere sporten waarbij druk op de wond wordt gezet.
  • Het gebruik van voorbehoedsmiddelen (anticonceptie) is niet anders dan na een ‘normale’ bevalling. Vraag zo nodig de verloskundige, huisarts of gynaecoloog om advies. Wacht in ieder geval met gemeenschap tot de bloederige afscheiding voorbij is. Voor veel vrouwen duurt het langere tijd voordat zij weer zin hebben in seksueel contact.
  • Omdat bij een bikinisnede de zenuwen in de buikhuid zijn doorgesneden, kunt u vrij lange tijd een doof gevoel rond het litteken hebben. Boven dit gebied met een doof gevoel is dikwijls (halverwege de navel) een gebied dat juist extra gevoelig is. Vaak is pas na 6 - 12 maanden het gevoel in de buikwand weer normaal.

Problemen thuis

Als er thuis complicaties / problemen zijn, zoals:

  • koorts boven de 38,5 °C;
  • een opengaande wond;
  • een ontsteking; de wond wordt dan rood, hard, warm of gaat pijnlijk kloppen;
  • een grote hoeveelheid vocht uit de wond;
  • vreemd ruikende vaginale afscheiding;
  • hevige buikpijn;
  • erg veel vaginaal bloedverlies;
  • plotselinge benauwdheid.

Neem dan contact op met uw verloskundige of met het ziekenhuis.

Complicaties

Iedere operatie brengt risico’s met zich mee, ook een keizersnede. Ernstige complicaties zijn gelukkig zeldzaam, zeker als u gezond bent. Wij noemen hieronder de meest voorkomende complicaties.

Bloedarmoede
Bij elke keizersnede is er bloedverlies. Bij ruim bloedverlies ontstaat bloedarmoede. Soms is na afloop een bloedtransfusie of een ijzerinfuus nodig. Bij een voorliggende moederkoek (placenta praevia) is de kans op fors bloedverlies en een bloedtransfusie groter.

Blaasontsteking
Een enkele keer komt na een keizersnede een blaasontsteking voor. Daarom wordt de urine, indien nodig, in het ziekenhuis gecontroleerd. Zo nodig krijgt u een antibioticum.

Bloeduitstorting in de wond
Een onderhuidse bloeduitstorting ontstaat doordat een bloedvaatje in het vet onder de huid blijft nabloeden. De kans hierop is groter als de bloedstolling bij een keizersnede afwijkend is, bijvoorbeeld bij weinig bloedplaatjes als gevolg van een ernstig verhoogde bloeddruk.

Nabloeding in de buik
Een nabloeding is een zeldzame complicatie van een keizersnede. Bij een ernstige hoge bloeddruk, waarbij het bloed minder goed stolt, komt een nabloeding vaker voor. Een enkele keer is een tweede operatie nodig.

Infectie
Een infectie van de wond komt een enkele keer voor. De kans hierop is wat groter bij een keizersnede na een langdurige bevalling. Om een infectie te voorkomen, krijgt u voor de operatie altijd een antibioticum toegediend.

Trombose
Bij elke operatie en na elke bevalling is er een verhoogd risico op trombose. Om dit te voorkomen krijgt u bloedverdunnende middelen zolang u nog veel in bed ligt.

Een beschadiging van de blaas
Een beschadiging van de blaas is een zeldzame complicatie. De kans hierop is wat groter als u al verschillende malen een keizersnede heeft gehad. Er kunnen dan verklevingen rond de blaas zijn. Het is goed mogelijk een blaasbeschadiging te hechten. Wel heeft u mogelijk langer een katheter nodig.

Darmen die niet goed op gang komen (ileus)
Na een keizersnede moeten de darmen weer op gang komen. In zeldzame gevallen gebeurt dit niet of te traag. Er verzamelt zich dan vocht in maag en darmen, wat leidt tot misselijkheid en braken. Een maagsonde kan dan nodig zijn om dit vocht af te voeren. Pas daarna komen de darmen op gang. Deze complicaties komen gelukkig weinig voor.

Bij de volgende bevalling weer een keizersnede?

Wilt u snel opnieuw zwanger worden, dan is daar geen bewezen bezwaar tegen. Maar meestal adviseert de gynaecoloog u een jaar te wachten. Of bij een volgende bevalling weer een keizersnede nodig is, hangt van de reden van deze keizersnede af. Dit wordt bij de nacontrole besproken. Vaak is bij een volgend kind geen keizersnede nodig. Wel krijgt u dan altijd een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. Meer informatie, zie pagina 'Bevallen na een eerdere keizersnede'.

Emotionele aspecten rondom een keizersnede

De beleving van een keizersnede wisselt sterk. Sommige vrouwen hebben er emotionele problemen mee. Ze zijn teleurgesteld dat de bevalling niet langs de normale weg kon plaatsvinden en hebben het gevoel dat een normale bevalling van hen is ‘afgenomen’. Soms vinden ze dat ze gefaald hebben. Bij een narcose maken vrouwen de geboorte van hun kind niet bewust mee, waardoor ze soms moeite hebben om aan hun kind te wennen.

Spelen dergelijke gevoelens bij u, praat erover met uw partner, vrienden en familieleden. Bespreek tijdens de nacontrole uw emoties en vragen, zoals waarom de keizersnede nodig was. Dit kan u ook helpen bij het verwerken van emoties. Schrijf uw vragen van te voren op zodat u niets vergeet.

Ook na langere tijd of voorafgaand aan een volgende zwangerschap kunt u met de gynaecoloog, de verloskundige of de huisarts nog eens de hele gang van zaken bespreken als u daar behoefte aan hebt. Soms is het een opluchting om ervaringen uit te wisselen met ‘lotgenoten’, die u kunt benaderen via de Vereniging Keizersnede-Ouders.

Het omgekeerde is ook mogelijk: als een keizersnede gedaan werd nadat u lange tijd zeer pijnlijke weeën hebt gehad, betekent de operatie vaak juist een opluchting.

Voor de vader is een keizersnede soms ook moeilijk te verwerken. Hij ziet u 9 maanden met de baby rondlopen en dan moet u (na evt. weeën) ook nog een operatie ondergaan om het kind geboren te laten worden. Soms voelt een partner zich nutteloos omdat hij het gevoel heeft nauwelijks iets voor u te hebben kunnen doen. Ook kan hij bang zijn geweest dat iets mis zou gaan. Als dergelijke gevoelens spelen, probeer ze dan met elkaar te bespreken.

Bevallen na een eerdere keizersnede

In het verleden bent u bevallen via een keizersnede. Voor uw volgende bevalling bekijkt de gynaecoloog samen met u voor welke wijze u nu kiest. Dit hangt af van de kansen, uw ervaringen en persoonlijke wensen en verschillende afwegingen. 

Waar gaat het om?

Vaginaal bevallen

  • De bevalling begint vanzelf of wordt zo nodig opgewekt.
  • U bevalt in het ziekenhuis, de hartslag van de baby wordt continu gevolgd.
  • Als het niet lukt, krijgt u alsnog een keizersnede.

Per keizersnede bevallen

  • Uw baby wordt geboren op een afgesproken dag via een operatie.
  • De keizersnede wordt meestal na 39 weken zwangerschapsduur gepland.
  • Als de weeën eerder beginnen, dan:
    1.  krijgt u de keizersnede eerder,
    2.  of u probeert het toch vaginaal.

Keuze voor de manier van bevallen

Ongeveer 3 op de 4 vrouwen (75%) kiest na een eerdere keizersnede voor een vaginale bevalling. Zoals bij iedere bevalling is er een kans dat ook deze bevalling toch eindigt in een keizersnede. De kans dat een vaginale bevalling lukt, is gemiddeld 75%. Als u al eerder vaginaal bent bevallen, is de kans dat het nu weer vaginaal lukt groter; 90%. Als er verschillende ongunstige factoren zijn, is de kans dat het lukt nog minimaal 40%.

Wat maakt de kans dat een vaginale bevalling lukt groter?

  • Als u vroeger al een keer vaginaal bevallen bent.
  • Als u eerdere keizersnede gepland was omdat uw kind bijvoorbeeld in stuitligging lag.
  • Als de vorige keizersnede gedaan werd omdat de hartslag van de baby niet goed was.
  • Als u toen ingeleid werd en nu spontane weeën krijgt.

Wat maakt de kans dat een vaginale bevalling lukt kleiner?

  • Als er eerder een keizersnede is gedaan omdat u niet voldoende ontsluiting kreeg of omdat het kind met persen niet voldoende diep kwam.
  • Als u kleiner bent dan 1.55 meter of ouder dan 35 jaar.
  • Als u een BMI van meer dan 30 heeft.
  • Als u bij de keizersnede een groot kind hebt gekregen en uw kind nu waarschijnlijk weer groot is.

Rekenmodel

Uw gynaecoloog heeft een rekenmodel. Hiermee kan zij/hij uitrekenen wat uw persoonlijke kans is dat uw vaginale bevalling lukt. Krijgt u een inleiding? Dan kunt u dit opnieuw laten berekenen. Het is belangrijk rekening te houden met uw persoonlijke kans. Als u voor een vaginale bevalling kiest, dan weet u van te voren niet of het ook vaginaal lukt. Wordt het toch een keizersnede, dan gelden voor u de voor- en nadelen van een ongeplande keizersnede.

Wat zijn de voordelen van een vaginale bevalling?

Na een vaginale bevalling bent u weer sneller fit. U hebt minder kans op ernstige problemen. De ademhaling van de baby komt na een vaginale bevalling vaak beter op gang. Tijdens het persen wordt het vocht uit de longen van de baby gedrukt. U hebt een grotere kans dat een volgende bevalling ook weer vaginaal kan. Dan zijn er minder risico's voor u als dit lukt.

Wat zijn de nadelen van een vaginale bevalling?

Het belangrijkste nadeel is dat het litteken in de baarmoeder van de eerdere keizersnede zwakker wordt en kan openscheuren. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor u en de baby. De kans hierop is 0,2 - 1,5% (2 - 15 op de 1.000 vrouwen). Als u spontane weeën krijgt, is de kans wat lager en bij medicijnen die weeën stimuleren wat hoger. Bij het gebruik van postaglandinegel is dat ongeveer 15 op 1.000 en bij een infuus met oxytocine 10 op de 1.000 vrouwen.

Bij een baarmoederscheur is er een verhoogde kans op schade voor de baby door zuurstofgebrek. De baby kan ook overlijden. Dit is zeldzaam: ongeveer 4 van de 10.000 baby’s overlijden (0,04%). Ongeveer 2 op de 1.000 baby’s (0,2%) hebben hersenschade. Dit is net zo hoog als bij een vrouw die voor de eerste keer vaginaal gaat bevallen.

Extra maatregelen
Om de kans op problemen zo klein mogelijk te maken, adviseert de gynaecoloog extra maatregelen te nemen. U bevalt in het ziekenhuis en de baby wordt gedurende de bevalling continu gecontroleerd.

Een vaginale bevalling na een eerdere keizersnede moet voorspoedig verlopen. Als de bevalling niet vlot verloopt of als de baby niet goed reageert op de bevalling, dan adviseert de gynaecoloog om toch weer een keizersnede te doen.

Wat zijn de voordelen van een geplande keizersnede?

Er is vrijwel geen kans op het opengaan van het litteken in de baarmoeder. Uitkomsten voor moeder en kind zijn beter na een geplande keizersnede dan na een keizersnede tijdens de bevalling (ongeplande keizersnede).

Wat zijn de nadelen van een keizersnede?

  • Grotere kans op ontsteking van de wond, meer bloedverlies, schade aan blaas, darmen en de bloedvaten, noodzaak om de baarmoeder te verwijderen.
  • Problemen met verdoving. Dit is meestal een ruggenprik, soms narcose.
  • Problemen bij het herstel (is langzamer).
  • Risico's voor een volgende zwangerschap.
  • Risico op een lastige start van de ademhaling bij de baby.

Ernstige complicaties zijn bijvoorbeeld schade aan darmen of urinewegen, verwijderen van de baarmoeder of een scheur van de baarmoeder. Bij vrouwen die vaginaal bevallen, is de kans op ernstige complicaties 0,2% (2 op 1.000), bij vrouwen die een geplande keizersnede krijgen 0,8% (8 op 1.000) en bij vrouwen die een ongeplande keizersnede krijgen 3,8% (38 op 1.000).

Als u voor een vaginale bevalling kiest, weet u niet zeker of het vaginaal lukt. Als het dan een keizersnede wordt, dan is dit een ongeplande keizersnede. U weet dus van te voren niet of de keus voor een vaginale bevalling voor u de veiligste keus is.

Nadelen voor een volgende zwangerschap
Nadelen voor een volgende zwangerschap en bevalling hebben te maken met problemen met de placenta (moederkoek). Als er vaker een keizersnede is gedaan, is de kans groter dat de placenta voor de uitgang komt te liggen. De placenta kan ook in het litteken van de baarmoeder ingroeien. In beide situaties is er een verhoogde kans op hevig bloedverlies tijdens de bevalling. Soms is het nodig om de baarmoeder te verwijderen. Met elke extra keizersnede neemt dit risico toe. Er is geen maximaal aantal keizersneden dat een vrouw mag krijgen. Toch is het verstandig om deze toenemende kans mee te wegen in uw beslissing als u graag nog meer kinderen wilt krijgen.

Nadelen voor de baby
Bij een vaginale bevalling wordt vocht uit de longen van de baby gedrukt bij het persen. De baby kan na de geboorte makkelijker ademhalen. Bij een keizersnede is er na de geboorte meer vocht in de longen. Dit kan problemen geven. Hoe korter de zwangerschapsduur, hoe groter de kans op problemen. Dat is de reden dat een geplande keizersnede pas bij voorkeur na 39 weken zwangerschapsduur plaatsvindt.

Voorbeelden

Vaginaal bevallen met afspraken
Het kan zijn dat u al vroeg in de zwangerschap een beslissing neemt over de manier van bevallen. Maar het kan ook zijn dat u wilt afwachten hoe de zwangerschap gaat. U kunt bijvoorbeeld afwachten hoe het gewicht van het kind wordt ingeschat aan het eind van de zwangerschap. U kunt ook met uw gynaecoloog afspraken maken over de bevalling. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat u wel een vaginale bevalling wilt proberen als de weeën spontaan op gang komen. Als de bevalling na bijvoorbeeld 41 weken nog niet is begonnen, kunt u alsnog voor een keizersnede kiezen. U kunt afspreken dat de gynaecoloog in principe geen kunstverlossing, zoals een vacuüm, zal doen. Daarnaast maakt u met de gynaecoloog afspraken over de duur van de bevalling. Een vaginale bevalling na een eerdere keizersnede moet voorspoedig verlopen. Zo niet, dan zal de gynaecoloog adviseren om toch weer een keizersnede te doen.

Als de weeën eerder komen
Als u kiest voor een geplande keizersnede, kan het gebeuren dat de weeën al beginnen voor de afgesproken datum. Maak afspraken met uw gynaecoloog wat u dan doet. Meestal is de baby dan nog wat kleiner. Ook is de kans op een geslaagde vaginale bevalling groter als de weeën spontaan beginnen. U kunt een vaginale bevalling in dat geval overwegen. Uw keuze zal afhangen van de redenen waarom u nu voor een keizersnede kiest.

Sterilisatie
Tijdens een keizersnede bestaat de mogelijkheid om meteen een sterilisatie te doen. Als u dit overweegt, bespreek dit dan minimaal enkele weken van te voren met uw gynaecoloog. Vraag ook bij de zorgverzekering na wat dit financieel voor u betekent.

Conclusie

Na afweging van alle voor- en nadelen neemt u samen met uw partner en gynaecoloog een beslissing. Hierbij is ook belangrijk hoeveel kinderen u in de toekomst nog wilt krijgen. In Nederland kiest 3 op de 4 vrouwen voor een vaginale bevalling. Het afwegen van voor- en nadelen en het inschatten van de kans op slagen, kan lastig zijn. Maar onthoud: wat u ook kiest, beide methoden zijn veilig. Ze hebben elk hun eigen voor- en nadelen. De kans op ernstige problemen is klein.

Verder lezen?
Vraag de keuzehulp aan uw gynaecoloog.

Na de bevalling

Algemene informatie

Na de bevalling kunt u op de verloskamer blijven, (deze zijn óók als kraamsuite ingericht) of u wordt naar de verpleegafdeling VMK gebracht. Ook hier is een kraamsuite aanwezig. In de kraamsuite kunt u samen met uw partner en uw baby blijven totdat u naar huis gaat. Uw partner kan ook blijven slapen. Meer informatie zie volgende pagina's 'Verpleegafdeking VMK' en 'Kraamsuites' (rooming-in).

Verzorging na de bevalling

  • U mag opstaan bv. om naar het toilet te gaan. Het kan zijn dat u zich wat duizelig voelt. Vraag daarom de eerste keer begeleiding van een verpleegkundige.
  • De dag na de bevalling mag u zich douchen. Zo nodig wordt u geholpen bij de verzorging door een verpleegkundige.

Controles na de bevalling

  • Zo nodig (bv. u heeft veel bloed verloren tijdens de bevalling) wordt op de dag van of na de bevalling, bij u bloed geprikt om het ijzergehalte te controleren. Als u bloedarmoede heeft krijgt u een recept mee voor ijzertabletjes.
  • De bloeddruk, temperatuur en polsslag.
  • De stand van de baarmoeder.
  • Eventuele hechtingen.
Verpleegafdeling VMK

De verpleegafdeling bestaat uit 2 units. Een unit voor zwangere vrouwen, kraamvrouwen en gynaecologische patiënten. Op de andere unit bevindt zich de kinderafdeling met de couveusekamer, kinderkamers en speelkamer voor zieke kinderen.

Eigen risico 'verblijf gezonde moeder' 
Soms is het na de bevalling om medische redenen nodig dat uw kindje nog even in het ziekenhuis blijft. Natuurlijk mag u dan als moeder bij uw kindje blijven. Omdat er voor u geen medische reden is om in het ziekenhuis te blijven, gaan de kosten hiervan ten koste van uw eigen risico.

Bezoektijden VMK
De partners en ouders van opgenomen kinderen zijn niet gebonden aan bezoektijden. In verband met veiligheid is de toegangsdeur van de afdeling van 19:30 - 08:00 uur op slot. Bij de deur zit een bel. Als u belt komt iemand de deur openmaken.

Het overige bezoek moet zich houden aan de bezoektijden:

  • Voor VMK: 11:00 – 11:30 uur en 15:00 – 16:30 uur en 18:00 – 19:30 uur.
  • Voor de couveusekamer: 11:00 – 11:30 uur en 16:00 – 16:30 uur en 19:00 – 19:30 uur.

De couveusekamer 
Het kan zijn dat uw kindje ter observatie wordt opgenomen op de couveusekamer. De couveusekamer bevindt zich naast de kraamkamer en is beveiligd met een badgesysteem (op slot). U krijgt dan een leenbadge met toegang tot de couveusekamer. De kinderartsen bepalen de behandeling van uw kindje, hierover wordt u steeds geïnformeerd.

Na overleg met de kinderverpleegkundige kunt u uw kindje zelf voeden of de fles geven. Als u borstvoeding geeft en uw kindje nog niet uit de couveuse mag, kunt u het beste beginnen met kolven. Op deze manier kan de voeding toch op gang komen. Hierbij krijgt u ondersteuning van de verpleegkundigen. Ook werkt regelmatig een lactatiekundige op de afdeling. Deze kan u nog meer ondersteuning bieden.

Gang van zaken op afdeling VMK

Bloemen en planten
Bloemen of planten zijn om hygiënische redenen niet toegestaan op de afdeling VMK.

De gynaecoloog
Iedere morgen tussen 08:30 en 09:00 uur komt één van de gynaecologen bij u langs. Wij vragen u op de kamer te blijven totdat de arts geweest is. Heeft u vragen dan kunt u deze stellen. Schrijf ze eventueel op zodat u niets vergeet.

De kinderarts
Een van de kinderartsen komt iedere dag op de afdeling. Hij/zij kijkt dan de kindjes na die door de gynaecoloog zijn overgedragen. In principe is uw kindje direct na de geboorte op de verloskamer al onderzocht door de verloskundige of arts.

De kinderartsen hebben een vast spreekuur voor de moeders / ouders waarvan het kindje op de couveusekamer ligt. Informatie hierover kunt u vragen aan de verpleegkundige op de couveusekamer. U kunt een afspraak maken om met de kinderarts over uw kindje te praten.

De hielprik
Op de vierde dag wordt bij uw kindje de zogenaamde hielprik gedaan. Het bloed dat afgenomen wordt, wordt onderzocht op een 25-tal aandoeningen, de meeste daarvan zijn erfelijk. Ze komen gelukkig niet vaak voor. Deze aandoeningen zijn niet te genezen, maar wel goed te behandelen. Voor meer informatie hierover kunt u terecht op de website:  www.rivm.nl.

Baby's die vóór de vierde dag na de bevalling naar huis gaan, worden thuis geprikt door een verpleegkundige van het consultatiebureau.

Damesverband 
Maandverband, kraamverband en wegwerpzakjes zijn op het toilet aanwezig. Gaat u naar het toilet, neem dan ook een kannetje lauw water mee om te spoelen. U kunt ook een eigen vaginale douche kopen en meenemen. De eerste keer dat u naar het toilet gaat, loopt een verpleegkundige met u mee en geeft u uitleg hierover. Wij vragen u om het gebruikte verband in een zakje te stoppen en in de afvalbak te doen. Voor en na toiletgebruik de bril a.u.b. schoonvegen met alcohol 70% (is aanwezig op het toilet).

Hechtingen 
Als u hechtingen heeft, kunt u enkele dagen last hebben van de wond. Spoel na het plassen de wond onder de douche of spoel met de zelf meegebrachte vaginale douche.

Pijnstilling

  • Een ijscompres die u tegen de hechtingen legt, kan helpen de pijn te verlichten.
  • Vraag een pijnstiller.
  • Na een kunstverlossing krijgt u altijd pijnstillers zoals paracetamol of diclofenac.

Verzorging en voeding van de baby
Tijdens uw verblijf op de afdeling geven de verpleegkundigen u zoveel mogelijk uitleg over de verzorging van uw baby.

Wat voor soort voeding u ook kiest voor uw baby, de verpleegkundige zal u hierbij zoveel mogelijk begeleiden en ondersteunen. Wel is het belangrijk dat u een duidelijke keuze heeft gemaakt over welke voeding u wilt geven: borst- of flesvoeding.

Borstvoeding 
SJG Weert beschikt over het certificaat 'Zorg voor borstvoeding WHO / Unicef'. Dat wil zeggen dat we u zo goed mogelijk helpen bij  het geven van borstvoeding. Het certificaat geeft aan dat we voldoen aan de kwaliteitseisen die de WHO / Unicef hieraan stelt.

Als u meer informatie wilt over borstvoeding, kunt u de vereniging 'Borstvoeding Natuurlijk' bellen, telefoon: 0345 - 57 66 26 of de site bekijken via internet: www.borstvoeding.nl.

We hebben een eigen lactatiekundige (specialist in borstvoeding) in dienst waar u met alle (hulp)vragen over borstvoeding terecht kunt. De verpleegkundige kan u met haar in contact brengen.

Sinds 1992 wordt geadviseerd om pasgeborenen die borstvoeding krijgen, 3 maanden vitamine K te geven. Er blijkt namelijk te weinig vitamine K in borstvoeding te zitten. Daarom krijgt iedere pasgeborene, ook degene die flesvoeding krijgen, direct na de geboorte vitamine K. Bij borstvoeding moet hiermee doorgegaan worden vanaf dag 7, tot 3 maanden na de geboorte.

Flesvoeding
Moeders die hun kindje flesvoeding willen geven, worden door de verpleegkundigen begeleid en krijgen advies. 

Tip:
Als u flesvoeding geeft, zorg dan dat u voeding in huis heeft. Vanuit het ziekenhuis mag géén voeding worden meegegeven. Neem van thuis de eigen fles en melk mee, zodat uw kindje er al aan kan wennen.

Kraamsuite (rooming-in)

Soms is het niet mogelijk om thuis in de vertrouwde omgeving te bevallen. Bevallen in een ziekenhuis kan u een veiliger gevoel geven of deskundige begeleiding bij de bevalling is noodzakelijk. We doen er alles aan om uw verblijf zo prettig mogelijk te maken. Daarvoor zijn speciale kraamsuites beschikbaar binnen het vrouw-moeder-kind centrum (VMK). Op het VMK is de helft van het totale aantal patiënten­kamers een kraamsuite en/of eenpersoons­kamer. Op deze kamers kan de partner blijven slapen. We noemen dit ‘rooming-in’.

Rooming-in betekent mee anticiperen in de zorg naar moeder en kind. Lees meer over de praktische informatie die belangrijk is als u als partner gebruik maakt van deze mogelijkheid.

Het voordeel van de kraamsuites is dat moeder, partner en baby vanaf de opname tot aan het ontslag in dezelfde kamer verblijven. Elke kamer heeft een eigen douche / badkamer, een ruime commode met babybadje, een wiegje en een comfortabel opklapbed voor de partner. Daarnaast is er televisie en internetverbinding. Wanneer uw baby opgenomen moet worden op de couveuse-afdeling krijgt u een andere kamer dichter bij de couveuse-afdeling.

De verpleging stelt u en uw gezin centraal en houdt rekening met uw wensen voor de verzorging. Voor extra ondersteuning bij borstvoeding is een lactatiekundige beschikbaar. Daarnaast is het goed om te weten dat gynaecologen, verloskundigen, anesthesiologen en een OK-team 24 uur per dag bereikbaar zijn.

De voorzieningen voor de partner
De verpleging zorgt voor een slaapbank, beddengoed en handdoeken. Voor uw persoonlijke verzorging kunt u gebruik maken van de wasgelegenheid bij het openbare toilet.

Maaltijden 
Bonnen info

De huishoudelijke regels
Om het verblijf op de afdeling voor iedereen zo aangenaam mogelijk te maken gelden bepaalde afspraken.

  • Als om 07:15 uur de werkzaamheden op de afdeling beginnen wordt van u verwacht dat u bent aangekleed.
  • In verband met de beperkte ruimte op de kamer vragen wij u uw persoonlijk spullen op te ruimen.
  • Draag gepaste nachtkleding.
  • U maakt uw bed zelf op (schoon linnengoed kunt u aan de verpleegkundige vragen) en klapt het ’s ochtends weer in.
  • U zorgt zelf voor uw toiletartikelen.
Vertrek uit het ziekenhuis

Wanneer gaat u naar huis?
Na een poliklinische bevalling mag u dezelfde dag, of de dag na de bevalling, naar huis. Dit hangt af van het verloop van de bevalling en wat de arts met u afspreekt.

Na een klinische bevalling blijft u maximaal 7 dagen in het ziekenhuis, bij een keizersnede maximaal 9 dagen. Gaat u eerder naar huis dan krijgt u de resterende dagen thuis nog kraamhulp. Hoe laat u naar huis kunt gaan wordt op de afdeling met u besproken.

Als u naar huis gaat, zorgt de secretaresse van de afdeling dat de benodigde papieren voor u klaarliggen, waaronder:

  • Brief voor de huisarts, verloskundige en de kraamzorg. (ZorgDomein?)
  • Eventueel een recept.
  • Ook wordt uw verloskundige op de hoogte gebracht.

Kraamzorg
Afhankelijk van de duur van het verblijf in het ziekenhuis komt u in aanmerking voor resterende kraamzorg. Wanneer u naar huis gaat neemt u of uw partner contact op met het kraamcentrum. Zie hiervoor de richtlijnen van het kraamcentrum.

PDF
Stel PDF samen

Belangrijk

Kosten
Alle kosten van de bevalling op grond van medische indicatie zijn voor rekening van uw zorgverzekeraar, met uitzondering van het vastgestelde eigen risico. Vraag dit na bij uw zorgverzekeraar.

Heeft u nog vragen?

Heeft u nog vragen of opmerkingen, neem dan contact op met:

Poli gynaecologie (tijdens kantooruren):
0495 - 57 23 70

 Of vrouw-moeder-kind centrum (buiten kantooruren): 
0495 - 57 21 23

De verloskamer, dag en nacht bereikbaar:
0495 – 57 21 28