Intravitreale injectie
Oogheelkunde
Wat is een intravitreale injectie?
Een intravitreale injectie is een injectie met geneesmiddel in het glasachtig lichaam van het oog. Het oog bestaat van buiten naar binnen uit de harde oogrok (sclera), het vaatvlies (de choroidea), het netvlies (de retina) en de oogbol is gevuld met een waterige geleiachtige substantie (het glasachtig lichaam). Zie de figuur. Intravitreale injecties worden toegepast bij ziektes van het net- en vaatvlies. Doordat het geneesmiddel heel dicht bij net- en vaatvlies wordt ingespoten en daarna binnenin het oog vrij lange tijd (weken tot maanden) aanwezig blijft, is er maar een heel kleine hoeveelheid van nodig.
Ziekten waarbij intravitreale injecties worden toegepast
Intravitreale injecties worden o.a. toegepast bij leeftijdsgebonden maculadegeneratie (Zie ook de NOG-folder: Macula degeneratie), bij bepaalde vormen van diabetische retinopathie (macula-oedeem, zie ook de NOG-folder: Suikerziekte en het oog) en na sommige vormen van bloedvatafsluiting in het netvlies (‘thrombose’, zie ook de NOG-folder: Veneuze vaatafsluiting).
De geneesmiddelen die worden ingespoten zijn soms ontstekingsremmers (corticosteroïden, bijvoorbeeld triamcinolon (Kenacort)of dexamethason (Ozurdex), maar meestal vaatgroeiremmers (“anti-VEGF”-middelen, zoals Avastin, Eylea, Lucentis, en Macugen).
Welk middel wordt ingespoten is afhankelijk van de aandoening en van eerdere reacties op andere geneesmiddelen.
Procedure
Advies is minimaal 1 dag tevoren geen make‐up te dragen.
De procedure is niet in alle instellingen waar intravitreale injecties worden toegepast hetzelfde. Het volgende is daarom een voorbeeld:
Op de dag zelf wordt het oog gedruppeld met onder andere verdovende druppels en gedesinfecteerd. Er wordt daarna een ooglidspreider geplaatst zodat het oog open blijft staan. Het geneesmiddel wordt geïnjecteerd. U kunt nu een soort vliegjes zien, dit is het ingespoten geneesmiddel en het zien van deze vlekjes is dus normaal. Vervolgens kan er antibiotica (een druppeltje of zalf) in het oog gedaan worden. U wordt gecontroleerd door uw oogarts volgens afspraak.
Met name de injecties met vaatgroeiremmers (anti-VEGF-middelen) moeten meestal een aantal keer, vaak zelfs heel regelmatig, worden herhaald.
Complicaties na intravitreale injectie
- Oogdrukverhoging direct na de injectie komt zelden voor, indien dit geconstateerd wordt dan zal de oogarts dit direct behandelen.
- Oogdrukverhoging op de lange termijn; een regelmatig voorkomende bijwerking na inspuiten van corticosteroïden. Bij vaatgroeiremmers komt deze complicatie nauwelijks voor.
- Infectie: zeldzaam; bij minder dan 2 op 1.000 injecties. Als het oog na verloop van tijd roder en/of lichtschuw en/of pijnlijk wordt moet, u uw arts zo snel mogelijk waarschuwen.
- Een rood vlekje op het oogwit direct na de injectie is daarentegen vaak een gevolg van dat er bij het injecteren een klein oppervlakkig bloedvaatje in het bindvlies is geraakt. Dit kan gelukkig geen kwaad.
- Soms is het oog binnen enkele uren na de injectie pijnlijk. Dit kan het gevolg zijn van uitdroging of zelfs lichte beschadiging van het hoornvlies tijdens de injectie. Dit reageert in het algemeen snel op antibioticadruppels of zalf, de pijn zal hiermee snel verminderen en de beschadiging is dan gelukkig ook niet blijvend.
- Netvliesloslating: zeldzaam.
- Glasvochtbloeding: zeldzaam.
Niet alle informatie in deze folder is noodzakelijk op u van toepassing.
Voor deze folder zijn de teksten gebruikt van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Deze folder is tot stand gekomen onder redactie van de Commissie Patiëntenvoorlichting van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) 2014.
Heeft u nog vragen?
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u contact opnemen met:
Poli oogheelkunde:
0495 - 57 21 97
Maandag t/m vrijdag:
08:30 - 16:30 uur