PDF
Stel PDF samen

(Sonde)voeding 

Kindergeneeskunde

Uw kind heeft een maagsonde en krijgt hierover (sonde)voeding en/of medicatie. Bij SJG Weert worden u en uw kind zoveel mogelijk betrokken bij de zorg. Sondevoeding hoeft geen reden meer te zijn om langer in het ziekenhuis te blijven.

Als het nodig en mogelijk is, kunnen de kinderverpleegkundigen u een verpleegkundige handeling aanleren. Soms kunnen we uw kind dit zelf leren.

U leert hoe u sondevoeding aan uw kind moet geven. U als ouder(s) / mantelzorger(s) kunnen en mogen deze handeling na instructie van een kinderverpleegkundige zelf uitvoeren. U oefent net zo lang tot de kinderverpleegkundigen én uzelf er alle vertrouwen in hebben dat u het kunt. Alle informatie die u hiervoor nodig heeft kunt u in deze folder lezen.

Allereerst wordt ingegaan op wat een maagsonde is, en wat sondevoeding is. Daarna het fixeren en controleren van de maagsonde, het verzorgen en het verwijderen ervan. Ook wordt er aandacht geschonken aan het geven van sondevoeding en het toedienen van medicijnen via de maagsonde. Tenslotte wordt er aandacht geschonken aan de eventuele problemen die zich thuis voor kunnen doen en hoe u die het beste kunt oplossen / voorkomen. Met vragen kunt u altijd terecht bij de kinderverpleegkundige(n) of de kinderarts(en) van het ziekenhuis. Bent u thuis? Dan kunt u bellen met uw thuiszorgorganisatie.

Maagsonde

Een maagsonde is een buigzaam slangetje, dat via één van de neusgaten door de keelholte en slokdarm naar de maag loopt (zie figuur 1). Aan het uiteinde zitten meerdere gaatjes, waardoor de voeding in de maag stroomt. Het andere uiteinde van de maagsonde blijft buiten het lichaam en wordt afgesloten door een dopje. Door het dopje te openen kan voeding of medicijnen worden toegediend. Na het inbrengen kan de maagsonde 6 weken blijven zitten. Als de maagsonde te lang blijft zitten geeft de maagsonde irritatie van de neus, slokdarm en/of maag, omdat het materiaal stug wordt. Het is daarom belangrijk dat de maagsonde regelmatig wordt verwisseld van neusgat.

 Maagsonde-VMK.jpg

Figuur 1 Anatomie kind

Sondevoeding

Sondevoeding is dunne vloeibare voeding die via een maagsonde in de maag komt. Er bestaan verschillende soorten sondevoeding. Het wordt gebruikt als vervanging van de normale voeding of als aanvulling daarop als uw kind niet of onvoldoende zelfstandig kan eten en/of drinken. Zuigelingen krijgen vaak zuigelingenvoeding of afgekolfde moedermelk door de maagsonde. De kinderarts bepaalt (soms in samenspraak met de diëtiste) welke soort en hoeveel voeding uw kind krijgt.

Waarom een maagsonde / sondevoeding?

Er zijn verschillende redenen waarom een kind een maagsonde / sondevoeding krijgt.

  • Uw kind mag, wil of kan niet eten of drinken.
  • Uw kind heeft een maagsonde nodig voor het toedienen van medicatie, omdat het deze zelf niet kan innemen.
  • Uw kind heeft maag- / darmproblemen.
  • Uw kind heeft een eet- en/of slikprobleem.
  • Uw kind is te vroeg geboren en nog niet in staat zelf te kunnen drinken / slikken.
  • Uw kind heeft een achterstand in de lichamelijke en/of geestelijke ontwikkeling.
  • Uw kind heeft een hartafwijking waardoor uw kind minder energie heeft om zelf te drinken.
  • Uw kind heeft een neurologische afwijking.
  • Uw kind heeft meer energie, eiwitten of vocht nodig om een goede conditie te houden, gewichtsverlies te voorkomen of groei te bevorderen.
  • Uw kind heeft een combinatie van bovengenoemde problemen.

De duur van het geven van sondevoeding kan voor kortere of voor langere tijd zijn. Dit is afhankelijk van wat uw kind nodig heeft. De behandelend arts of diëtiste bespreekt dit met u.

Hoe wordt de sondevoeding toegediend?

Sondevoeding kan op verschillende manieren toegediend worden. De behandeld arts bespreekt met u welke toediening bij uw kind past.

  • Toediening per portie
    Met behulp van een spuit kan de (sonde)voeding per porties worden toegediend. De spuit kan aangesloten worden op de maagsonde. Nadat de voeding is toegediend, wordt de spuit losgekoppeld en de maagsonde afgesloten (verdere uitleg hoe je dit precies per stap doet volgt later).

  • Druppelsgewijs middels voedingspomp
    Een druppelsgewijze toediening houdt in dat de voeding voor langere tijd druppel voor druppel inloopt met behulp van een voedingspomp. Deze manier van toedienen wordt niet verder toegelicht in deze folder.

Verzorgen van de maagsonde, mond- en neusverzorging

Een maagsonde zit vastgeplakt met één of meerdere pleisters. Het is belangrijk dat u controleert of de pleisters nog goed vastzitten. Als de pleisters vies zijn of los zitten moet u ze verwijderen en een nieuwe opplakken (dit oefent u eerst samen met de kinderverpleegkundige). Door zweten en huidvet neemt de kleefkracht van een pleister af. Als u de pleisters gaat vervangen is het van belang hierbij goed op te letten dat de maagsonde niet verschuift en zo te diep (in de dunne darm) of te ondiep (in de slokdarm) gaat zitten. Controleer ook na het baden of douchen of de maagsonde nog goed vastgeplakt zit.

Let bij het opnieuw vastplakken van de maagsonde op de volgende punten:

  • Vertel uw kind wat je gaat doen;
  • Zoek op tot hoe diep de maagsonde ingebracht moet zijn in centimeters (vraag dit eventueel aan de kinderverpleegkundige) of kijk naar de markering op de maagsonde;
  • Knip de pleisters op maat;
  • Was uw handen;
  • Een zuigeling kun je eventueel inbakeren;
  • Verwijder voorzichtig de oude pleisters van de neus en de maagsonde (met behulp van taperemover op een gaasje) en houd hierbij met één hand de maagsonde goed op zijn plaats. Let op de markering op de maagsonde voor de diepte;
  • Plak de maagsonde weer vast;
  • Controleer of de maagsonde goed zit (eventueel met een pH meting).

Hygiëne

Om bacteriegroei te voorkomen zijn de volgende aspecten belangrijk;

  • Bewaar een geopende pak sondevoeding altijd in de koelkast maar niet langer dan 24 uur;
  • Laat (sonde)voeding nooit in de zon staan of een lange tijd in een warme kamer;
  • Sondevoeding mag maar 1 x opgewarmd worden;
  • Was uw handen goed voordat u de sondevoeding toedient;
  • Leg alle benodigde materialen op een schoon oppervlak;
  • Maagsondespuiten worden in het ziekenhuis na elke toediening weggegooid;
  • (De thuiszorgorganisatie gaat u uitleg geven over hoe u met de materialen om moet gaan in de thuissituatie).

Neus- en mondverzorging

Doordat het plastic stug kan worden, kan een maagsonde irritatie opleveren aan de neus, slokdarm en/of maag als hij te lang blijft zitten. Maak de neus regelmatig schoon met een nat gaasje. Zo nodig geeft u neusdruppels van fysiologisch zout. Een maagsonde geeft meer kans op een verstopte neus en dat kan de ademhaling belemmeren voor zuigelingen.

Vooral voor kinderen die niet of nauwelijks zelf eten is een goede mondverzorging erg belangrijk om infecties en ontstekingen te voorkomen. Kinderen die alleen via de maagsonde voedsel krijgen, maken niet genoeg speeksel aan. Dat maakt ze vatbaarder voor ontstekingen en infecties, want speeksel gaat die ontstekingen en infecties tegen. Bij zuigelingen kan dit zich eventueel uiten in spruw. Dit zijn kleine witte vlekjes op het tandvlees, de tong of aan de binnenkant van de wang. Het ziet eruit als melk, maar u kunt het er niet af wrijven.

Verzorg voor iedere voeding de mond. Dit kan door:

  • Met een nat wattenstokje of nat gaasje de mond schoon te maken.
  • Regelmatig de tanden te poetsen (niet bij baby’s).
  • Regelmatig de mond te spoelen met water (niet bij baby’s).
  • Regelmatig suikervrije kauwgum te nemen (oudere kinderen). Dit bevordert namelijk de speekselproductie.

Smeer de lippen van uw kind goed in met een vettige crème, bijvoorbeeld vaseline. Dit voorkomt dat de huid uitdroogt en gaat barsten.

Stimuleren van het zuig-slikreflex (zuigelingen)

Tijdens het geven van de sondevoeding kunt u uw kind op de fopspeen laten zuigen. Dit stimuleert de zuig- en slikreflex.

Doorspoelen van de maagsonde

Om verstopping van de maagsonde te voorkomen, raden wij u aan om bij een gesloten systeem 4 x per dag de maagsonde door te spoelen met 1,5 ml lucht (tot 3 maanden oud) of 1,5 ml lauw water (vanaf 3 maanden tot 1 jaar) of 3 ml lauw water (vanaf 1 jaar).

Verwijderen van de maagsonde

Verwijderen van een maagsonde wordt in het ziekenhuis allereerst door de kinderverpleegkundige gedaan, echter zou u dit ook kunnen leren van de kinderverpleegkundige. Het verwijderen van een maagsonde gebeurt zoveel mogelijk vóór een voedingsmoment, niet nadat het kind voeding heeft gekregen.

Mocht uw kind zich verslikken of gaan spugen, dan is de maag in ieder geval zo leeg mogelijk. De kans bestaat namelijk dat tijdens het verslikken voeding in de luchtpijp / longen komt. Gebruik bij het verwijderen van de pleister de taperemover gedrenkt op een gaasje. Houd de huid strak en verwijder voorzichtig de pleister van de huid in plaats van te trekken. Trek vervolgens de maagsonde eruit via de neus in één vloeiende beweging. Niet te langzaam, dit om te voorkomen dat het restje voeding dat nog mogelijk in de maagsonde kan zitten in de keel terecht komt.

Toedienen (sonde)voeding via de maagsonde

Voor iedere voeding of toedienen van medicatie via de maagsonde moet de sonde visueel gecontroleerd worden, zit de maagsonde nog op de markering? Het gevaar bestaat namelijk dat de maagsonde niet meer goed zit ten gevolge van braken / hoesten of doordat uw kind aan de maagsonde getrokken heeft. Geef nooit sondevoeding als u twijfelt aan de ligging van de maagsonde. U kunt dan altijd contact opnemen met een van de kinderverpleegkundigen van de afdeling. Bent u thuis? Dan neemt u contact op met de thuiszorgorganisatie.

Controleren van de maagsonde

Controleer of de maagsonde goed zit door te kijken naar de volgende punten:

  • Het markeringspunt (bij de neus is met een stift een markeringspunt gezet, dit punt moet bij de neusvleugel zitten).
  • De fixatie van de pleisters, zit deze te los? Dan vervang je deze eerst.
  • De mond-keelholte (kijk of de maagsonde niet opgekruld in de mond ligt).
  • Trek met behulp van een sondevoedingsspuit (spuit van 5 ml) maagsappen op; ziet het uit als half verteerde voeding of een melkachtige substantie? Dan zit u in de maag. Dit is goed.

Twijfelt u, ondanks dat u bovengenoemde punten heeft gecontroleerd, nog steeds of de maagsonde goed zit? Bepaal dan de kleur en pH-meting van het maagsap. Volg hiervoor onderstaande stappen:

  • Spuit met een 10 ml spuit de maagsonde door met 2 ml lucht (NIET langzaam doorspuiten), om de maagsonde los te spuiten van de maagwand en eventueel aanwezig vocht uit de maagsonde te verwijderen.
  • Trek enkele druppels maagsap op.
  • Laat op de pH strip enkele druppels maagsap vallen.
  • Beoordeel de uitslag van het maagsap met behulp van onderstaande tabel + pH meting uitslag.
    • pH <5.5 - de maagsonde ligt met zeer grote waarschijnlijkheid in de maag. Maagsappen zijn zuur daarom is de pH waarde van maagsappen laag. Hoe lager de pH hoe zuurder.
    • pH >5.5 - start nog niet met voeden en herhaal de pH meting na 30 - 60 minuten.
    • Blijft de pH >5.5 - overleg met de kinderverpleegkundigen van de afdeling. Indien u thuis bent, overleg met de thuiszorgorganisatie.

Maagsonde-VMK-aspiraat-tabel.jpg

Sondevoeding geven

  • Zorg dat alle materialen klaar staan:
    • Voorgeschreven (sonde)voeding op kamertemperatuur.
    • Zo nodig de spuit om de sondevoeding mee toe te dienen als bolus (in 1 x) (20 of 60 ml).
    • Zo nodig pH strip.
    • Spuit (5 of 10 ml).
    • Handdoek of slabbetje (voor het knoeien).
    • Bereid uw kind goed voor op wat u gaat doen.
    • Controleer de houdbaarheidsdatum van de (sonde)voeding.
    • Was uw handen met water en zeep.
    • Controleer of de voeding niet te warm is. Dit kunt u doen door een paar druppels voeding op de binnenkant van uw pols te druppelen. Als de temperatuur niet goed is, kan uw kind misselijk worden of gaan braken.
    • Bij het geven van een bolus: Meet de hoeveelheid toe te dienen (sonde)voeding af in een maatbeker.
    • Sluit de 20 of 60 ml spuit (met sondevoeding) aan op de maagsonde
  • Geef uw kind langzaam de sondevoeding (de inloopsnelheid moet ongeveer gelijk zijn met de snelheid waarmee het kind normaal drinkt).
  • Let op dat de voeding niet te snel inloopt. Uw kind kan dan gaan spugen en/of diarree krijgen. Ook kan het last van maagkrampen krijgen.
  • Let tijdens het inlopen van de voeding op reacties van uw kind (misselijk, hoesten, spugen, blauw worden of onrust). Stop bij deze reacties de voeding en geef uw kind de tijd om rustig te worden. Controleer dan nog eens de ligging van de maagsonde. Zit die goed? Probeer dan de rest van de voeding te geven. Laat de voeding eventueel iets langzamer inlopen.
  • Gaat het nog niet goed? Neem dan contact op met de kinderverpleegkundige. Bij hoesten of blauw worden kan het zijn dat de sonde in de luchtweg zit. Als dit geval is, moet u meteen de maagsonde verwijderen.
  • Spoel de maagsonde na met 1,5 ml lauw water (< 3 maanden? Dan de maagsonde met voorkeur doorspuiten met 1,5 ml lucht). Dit is om de oude voeding uit de sonde te verwijderen. Oude voeding droogt namelijk in en kan verstopping van de maagsonde veroorzaken. Sluit de maagsonde en bevestig het met een pleister aan de kleding op ca. 20 - 25 cm. Probeer kleine kinderen te laten boeren.
  • Sluit de maagsonde af met het afsluitdopje.

Medicijnen geven via de maagsonde

Als uw kind medicijnen krijgt en ze niet zelf kan inslikken of als zetpil kan krijgen, dan kan het vaak wel via de maagsonde gegeven worden. Krijgt uw kind medicijnen, overleg dan met de arts of de kinderverpleegkundige hoe u deze het best kunt geven. Vraag ook of dit vóór, tijdens of na de voeding moet. Het kan ook voorkomen dat uw kind meerdere medicijnen heeft die op hetzelfde tijdstip via de maagsonde gegeven moeten worden. Wij raden u aan om dit te bespreken met de apotheker of behandelde arts of dit toegestaan is. Let op of de medicijnen samen met de voeding gegeven mogen worden. Sommige medicijnen werken niet goed als ze in aanraking met voeding komen of moeten een tijd voor of juist na de voeding gegeven worden. Vraag dit na bij uw arts of apotheek. Niet alle tabletten mogen zomaar fijngestampt worden.

Instructie voor het geven van medicijnen via de maagsonde:

  1. Leg eerst alles klaar wat u nodig hebt:
    • spuitje van 2.5 ml
    • spuitje van 10 ml
    • spuitje voor het medicijn
    • voorgeschreven medicijn(en): controleer de medicijnen op juistheid, dosering en houdbaarheid
    • lauw water voor het doorspoelen
  2. Was uw handen goed met water en zeep, om zo schoon mogelijk te werken.

  3. Als het medicijn niet vloeibaar is, los het dan op wanneer dit is toegestaan. Dit doet u door het medicijn te vermalen tussen bijvoorbeeld 2 lepels en met lauw water te mengen. Gebruik hiervoor niet te veel water. Met het 10 ml spuitje kunt u ongeveer 5 tot 10 ml water toevoegen.

  4. Trek het vloeibare, of het in water opgeloste, medicijn op in een spuit.

  5. Controleer de maagsonde voor elke toediening van medicijnen of voeding (zie stappen van eerder in deze folder).

  6. Zet de spuit met medicijnen op de maagsonde en spuit de medicatie in.

  7. Spoel na het geven van de medicijnen de maagsonde goed schoon met 1,5ml water. (Onder de 3 maanden met 1,5 ml lucht).

  8. Sluit de maagsonde af met het afsluitdopje.

Aandachtspunten:
Verdun medicijnen eventueel extra met water, niet met voeding (dit geeft eerder klontjes). Spoel de maagsonde ook goed na met water (> 3 maanden). Vooral de medicijnen die u zelf moet oplossen kunnen gaan klonteren en de maagsonde doen verstoppen. Spuit deze medicijnen wat sneller door de maagsonde en spoel goed na met water. Een aantal medicijnen kan ook in drankvorm gemaakt worden. Dit maakt toedienen via de maagsonde een stuk makkelijker. Informeer hierover bij uw apotheek.

Eten naast de sondevoeding

Het is goed om te weten of uw kind naast sondevoeding ook zelf nog wat mag eten of drinken. Dit kunt u met uw arts of diëtiste bespreken. Is eten en/of drinken naast de sondevoeding toegestaan, dan is een aantal voedingsadviezen van belang.

Vooral voor een zuigeling is het belangrijk dat de natuurlijke zuigbehoefte gestimuleerd wordt. Het kan zijn dat u eerst een flesje probeert met een beetje voeding en de rest van de voeding via de maagsonde geeft (om energie bij uw kind te besparen). Ook kunt u uw baby laten meezuigen op een fopspeen.

Van belang is dat u tijdens de voeding uw kind bij u op schoot neemt net zoals u zou doen tijdens het geven van de fles. Dit is, naast het contact waaraan zuigelingen behoefte hebben, ook goed voor het opboeren. Is uw kind al wat groter, dan kunt u het in overleg met de diëtiste of arts ook kleine hapjes eten geven. Vooral ook om het kind te laten wennen of juist gewend te laten aan eten.

Omdat sondevoeding direct in de maag terecht komt, proeft uw kind niets. Alleen wanneer uw kind opboert, ervaart het iets van de geur en smaak van de voeding. Laat het kind altijd bij u aan tafel zitten als u zelf gaat eten of als u uw kind iets te eten geeft. Geef de sondevoeding na het eten. Anders heeft uw kind geen honger en zal het minder snel iets tot zich nemen. Geef met name kleine porties en wissel van structuur. Een goede afwisseling van zacht en hard voedsel dus. Denk hierbij aan een stukje kaas, een cracker, een stukje fruit of een yoghurttoetje. Laat het kind zo veel mogelijk proeven als u zelf aan het eten bent.

Problemen die zich voor kunnen doen

In de thuissituatie kunnen zich verschillende problemen voordoen. De meest voorkomende problemen en complicaties vindt u hier beschreven. Doet er zich bij uw kind een probleem voor en twijfelt u wat te doen, raadpleeg dan de kinderverpleegkundige of kinderarts of neem contact op met de kinderverpleegkundige van de thuiszorg.

 Maagsonde-VMK-1.jpg

Maagsonde-VMK-2.jpg

Maagsonde-VMK-3.jpg
Maagsonde-VMK-4.jpg

Maagsonde-VMK-5.jpg

Maagsonde-VMK-6.jpg

Maagsonde-VMK-7.jpg

Na het lezen van deze folder kunt u samen met de kinderverpleegkundigen leren om voeding en/of medicijnen te geven via de maagsonde. Dit krijgt u stapsgewijs aangeleerd.

Heeft u nog vragen?

Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u contact opnemen met de kinderverpleegkundigen van de afdeling.

Bent u thuis? Dan kunt u contact opnemen met de kinderverpleegkundigen van de thuiszorgorganisatie.