Samen met OK-assistent Marion Hooghiem reisde orthopedisch chirurg Frank Rahusen van SJG Weert eind januari af naar Burkina Faso. Zijn missie: ernstig zieke patiënten voor wie orthopedische zorg nog allesbehalve vanzelfsprekend is weer letterlijk op de been helpen. Het werden twee weken om nooit meer te vergeten.
“Een meisje in een gele jurk hinkelt binnen op een zelfgemaakte kruk. Analita heet ze. Ze is zes en het bot in haar bovenbeen ligt bloot. Het been is na een breuk scheef aan elkaar gegroeid. En zo ‘loopt’ ze al twee jaar.”
Tot voor kort kende Frank Rahusen Afrika alleen via de overlevering. Zijn collega-orthopeed en inspirator Ton Schlösser kon uren vertellen over zijn belangeloze missies met de werkgroep Orthopedie Overzee. “Ik hing aan zijn lippen en heb vaak gevraagd of ik mee mocht. Maar Ton zei: je bent nog te jong. Je moet eerst eelt op je ziel krijgen. Maar ooit neem ik je mee. Je bent uit het juiste hout gesneden.”
In de Afrikaanse operatiekamer
is het roeien
met de riemen die je hebt.
Orthopedie van de armoede
Nadat dokter Schlösser vorig jaar plotseling overleed, werd Frank benaderd door diens compagnon, orthopedisch chirurg Carroll Tjeng. Een man met meer dan 50 medische missies achter zijn naam. Frank Rahusen hoefde niet na te denken. Hij wilde niets liever dan het levenswerk van ‘mon amice Ton’ voortzetten. De orthopedie van de armoede. “In Nederland is alles voorhanden. In Afrika mag je hopen op een wonder. Op een orthopedisch missie vanuit het westen.”
Eind januari stapte Frank uit het vliegtuig in Burkina Faso. Tot op het bot gemotiveerd, maar ook nerveus voor wat hem te wachten stond. Na een urenlange rit over stoffige zandwegen bereikte hij het revalidatiecentrum Morija in Ineens werden de verhalen van dokter Schlösser werkelijkheid.
De uitpuilende wachtkamer. De krappe zaaltjes met tien bedden. De geur van rottend weefsel en bot. Werkdagen van 07:00 tot 20:30 uur. De hoopvolle en dankbare blikken van patiënten. Mannen, vrouwen en kinderen met ernstige botinfecties, verwaarloosde breuken, afgestorven heupkoppen, vergroeide benen en klompvoeten. Aandoeningen, vaak als gevolg van chronische ondervoeding en vitaminetekort, die we in Nederland niet kennen. “Te gruwelijk voor woorden”, zegt Frank Rahusen hierover.
Twee jaar wachten om
geopereerd te worden aan
een armbreuk. Dolblij dat hij
zijn arm weer kan gebruiken.
‘Keep it safe and simple’
Van zijn ervaren collega-orthopeed Caroll Tjeng leerde hij om de westerse standaard even te vergeten. Om anders te denken en te doen. In de Afrikaanse operatiekamer was KISS het motto: Oftewel: Keep It Safe and Simple. Dat wil zeggen: roei met de riemen die je hebt, houd het bloedverlies beperkt en probeer de patiënt te helpen met één operatie. Ook al kost het een been. “In Nederland geef ik patiënten met een gebroken heup een heupprothese. In Afrika kan dat niet en wordt alleen de heupkop verwijderd. De hygiëne is zo slecht dat een prothese binnen één tot twee jaar geïnfecteerd raakt. Met alle gevolgen van dien.”
Per dag opereerden de orthopedisch chirurgen vier tot vijf patiënten. Op de polikliniek zagen ze in twee weken tijd nog eens 180 mensen. Velen van hen werden ter plekke behandeld. Ruim dertig patiënten werden op de wachtlijst gezet voor het operatieprogramma van het volgende medische team.
Sommige patiënten reizen
wel 800 kilometer om bij
het centrum te komen.
Soms achterop een karretje,
voortgetrokken door een ezel.
Gebroken
Tijdens zijn werk probeerde Frank zijn emoties uit te schakelen. “Ik zag een kind naar buiten hinkelen en dacht ‘Waar gaat hij naar toe? Wie kookt er straks voor hem? Dat soort gedachten moet je uitschakelen. Ook herinner ik me een man die al drie jaar op een afgestorven been liep. Door zijn onderbeen te amputeren, verdween de geur van de infectie. Hij was dolgelukkig omdat hij weer in dezelfde ruimte bij zijn familie kon slapen.”
Aan het einde van de vierde operatiedag gebeurde het onvermijdelijke. Iets wat alle westerse artsen tijdens hun eerste missie in den vreemde overkomt. Het leed werd Frank teveel. “In drie dagen tijd had ik meer ellende gezien dan ik de rest van mijn carrière zal meemaken. De tranen rolden over mijn wangen. Mijn ervaren teamleden vingen me op en troostten me. Salsamuziek en een stevige borrel deden de rest.”
Het huilen deed hem goed, merkte hij. “Even alles eruit gooien en de volgende dag weer verder. Wederom een volle wachtkamer. Sommige patiënten hadden wel 800 kilometer gereisd om bij ons centrum te komen. Soms achterop een karretje, voortgetrokken door een ezel. Een helse tocht onder de brandende zon. Maar klagen was er niet bij. Het woord ‘barka’ staat in mijn geheugen gegrift. ‘Dankjewel dat je ons komt helpen.’
In Nederland wordt geklaagd als het polispreekuur een halfuur uitloopt.
In Afrika wachten ze drie dagen.
Gewenning
Na de emotionele ontlading brak voor de Weerter orthopeed een nieuwe fase aan. De gewenning. “Het klinkt vreselijk, maar op een gegeven moment word je niet meer geraakt door blootliggende botten, infecties en kreupele mensen. Alleen kleine kinderen brachten me nog emotioneel aan het wankelen. Ze deden me denken aan mijn eigen kinderen voor wie goede gezondheidszorg vanzelfsprekend is. Uit Nederland had ik zakken vol lolly’s meegenomen. Elk kind dat ik opereerde of op de poli zag, kreeg er een. De zoete smaak was nieuw voor hen. Je had hun ogen moeten zien. Het geluk dat er vanaf straalde. Even genieten, even niet ziek zijn. Op 4 februari heb ik 100 mensen getrakteerd op eten voor 2 tot 3 dagen. Ik was jarig en moest voor mijn gevoel iets doen. Nadien heb ik nog een geldbedrag achtergelaten zodat de patiënten in elk geval goed gevoed worden in afwachting van de medische collega’s uit Zwitserland. Een gezonde toekomst begint met voeding. Zo simpel is het.”
Cultuurshock
Terug in Weert moest de knop weer 180 graden om richting de westerse routine. Het viel niet mee. “In Nederland wordt geklaagd als het polispreekuur een halfuur uitloopt. In Afrika wachten ze drie dagen. En met geduld. In SJG Weert is alles voorhanden. We kunnen de meest ingewikkelde operaties uitvoeren met de meest geavanceerde spullen. In Afrika moet je het doen met wat je hebt. Na twee weken gaan de dokters immers weer weg en moeten de mensen wachten op een volgende missie.”
Regelmatig krijgt hij de vraag: was het leuk in Afrika? “Dan zeg ik: ‘Alle gemoedstoestanden die in de Van Dale staan, heb ik daar ervaren. Extremer maak je het niet mee. Maar ik had het voor geen goud willen missen. Als de volgende mogelijkheid zich voordoet, ga ik terug. Door deze ervaring weet ik precies welke spullen er nodig zijn in Afrika. Wat je in Nederland met een simpele muisklik kunt bestellen.”
Als hij zijn ogen sluit, ziet en voelt hij de misère, de wanhoop en het uitzichtloze lijden. Maar ook de blije gezichten. De blik van pure dankbaarheid. En de bittere noodzaak om door te gaan met missies zoals deze. “Afrika zit onder mijn huid en in mijn hart.”
Gezondheidskrant SJG Weert • nummer 1 • april 2018 • pag. 4