PDF
Stel PDF samen

Urineverlies - Incontinentie

Poli gynaecologie

Deze folder gaat over behandeling in het ziekenhuis. Over de zorg bij de huisarts of fysiotherapeut is er andere informatie. De inhoud van deze voorlichtingsfolder is mede samengesteld door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Uw gynaecoloog zal samen met u bespreken welke procedure of techniek voor u de beste optie is.

Zijn er na het lezen van deze folder nog vragen of twijfels, dan kunt u deze het beste bespreken met uw gynaecoloog.

Inleiding

Als u last heeft van urine-incontinentie, verliest u urine op momenten waarop u dit niet wilt. Veel vrouwen hebben last van dit probleem. Ongeveer 1 of 2 van de 4 oudere vrouwen krijgt last van urineverlies. Als u ouder wordt, wordt de kans dat u last krijgt van urineverlies groter. Dit is vaak lastig en veel vrouwen schamen zich hiervoor. Soms durven mensen het huis niet meer uit en de helft van de vrouwen met urineverlies gaat niet naar de dokter. Gelukkig kan urineverlies minder worden door bijvoorbeeld algemene adviezen, oefeningen, medicijnen of een operatie.

Wat is urineverlies precies?

De nieren maken urine aan, waarna de urineleiders de urine afvoeren naar de blaas. Hier wordt de urine opgeslagen. Als de blaas vol is, krijgt u het gevoel dat u moet plassen. Dit wordt ‘aandrang’ genoemd. Bij het plassen ontspant de sluitspier en knijpt de blaas samen. Via de plasbuis komt de urine naar buiten.

Er zijn twee soorten urineverlies

  1. drangincontinentie (ook wel urge-incontinentie genoemd).
  2. inspanningsincontinentie (ook wel stressincontinentie genoemd).

Drangincontinentie
Bij drangincontinentie knijpt de blaas samen op momenten dat het niet goed uitkomt. U heeft dan urineverlies bij aandrang, bijvoorbeeld op weg naar het toilet. Drangincontinentie kan voorkomen bij ziekten van het zenuwstelsel, zoals multiple sclerose, een dwarslaesie of spina bifida. Soms komt urineverlies voor bij aandoeningen die de blaas prikkelen, zoals blaasstenen, tumoren, poliepen of infecties. Vaak is er geen duidelijke oorzaak voor drangincontinentie.

Inspanningsincontinentie
Bij inspanningsincontinentie heeft u urineverlies bij hoesten, niezen, persen, sporten, springen en andere inspanningen. Vaak gaat het om kleine beetjes urineverlies. Vrouwen die kinderen hebben gekregen, hebben een grotere kans op inspanningsincontinentie.

Sommige vrouwen krijgen beide vormen van urineverlies. Dit heet gemengde incontinentie. Urineverlies is vaak goed te behandelen. U kunt hiervoor terecht bij de uroloog of gynaecoloog.

Onderzoek bij de uroloog of gynaecoloog

De gynaecoloog (of uroloog) vraagt u meestal om een plasdagboek bij te houden. Dit is een formulier waarop u bijhoudt hoeveel u drinkt, hoeveel u plast en wanneer u urine verliest. Het is belangrijk dat u dit plasdagboek tenminste 3 dagen bijhoudt.

De arts vraagt of u drangincontinentie of inspanningsincontinentie heeft. Ook wordt naar uw voorgeschiedenis gevraagd, met name naar het aantal bevallingen en gebruik van medicijnen.

Bij lichamelijk onderzoek wordt naar uw buik gekeken en bij het inwendig onderzoek naar de spieren aan de onderkant rond de vagina. Dit is de bekkenbodem. Misschien wordt u gevraagd of u wilt hoesten of persen. Zo kunnen wij  zien of u inspanningsincontinentie heeft.

Met een urinetest wordt onderzocht of u een blaasontsteking heeft. Verder kan er een plastest (uroflowmetrie) gedaan worden, waarbij u op een speciaal toilet plast. Hiermee kan de kracht van de urinestraal gemeten worden. Na het plassen meten wij met een echoapparaat hoeveel urine er in de blaas is achtergebleven.

De uitkomsten van het plasdagboek, vraaggesprek, lichamelijk onderzoek, urineonderzoek en de plastest geven veel informatie. Vaak kan uw arts dan al een advies geven over behandeling. Maar soms is meer onderzoek nodig.

Een voorbeeld hiervan is het blaasfunctie-onderzoek (urodynamisch onderzoek). Bij dit onderzoek worden er slangetjes ingebracht in de blaas en de endeldarm. Als de blaas wordt gevuld met water, meten wij de druk in de blaas en de darm. Tijdens het plassen meten wij de stroomsnelheid en de druk in de blaas. Zo onderzoeken wij hoe de blaasspier en de sluitspier werken.

Een ander onderzoek is een luiertest (padtest). U draagt dan een inlegger of luier voor een vaste periode, bv. 1 uur of 24 uur. Daarna wordt deze gewogen en kunnen wij precies meten hoeveel urineverlies u heeft gehad.

Behandelingsmogelijkheden

Nog geen medicijnen of operatie
Meestal begint de arts met eenvoudige maatregelen, voordat deze medicijnen voorschrijft of aan een operatie denkt.

Andere ziekten
Er wordt eerst gekeken naar andere ziekten. Veel ziekten kunnen de oorzaak zijn van urineverlies, of het urineverlies erger maken. Voorbeelden hiervan zijn hartfalen, nierfalen, suikerziekte, chronische longziekten (COPD), ziekten van het zenuwstelsel, beroertes, dementie en slaapstoornissen. Als  deze ziekten behandeld worden, verbetert soms ook het urineverlies.

Een aandoening die bijvoorbeeld vaak tegelijk met urineverlies voorkomt, is verstopping van de darmen (obstipatie). Mensen met obstipatie hebben minder vaak dan om de dag ontlasting. Ook is de ontlasting vaak hard. Door de behandeling van obstipatie kan het urineverlies verminderen.

Leefstijl
Leefstijl kan ook invloed hebben op urineverlies. Mensen met overgewicht hebben vaker inspannings-incontinentie. Door af te vallen, kunt u minder last hebben van urineverlies. Het is niet bewezen dat roken meer kans geeft op urineverlies. Toch zal u uw arts u altijd adviseren om te stoppen met roken. Stoppen met roken is beter voor de algemene gezondheid.

Veel koffie drinken kan leiden tot meer aandrang. Als u minder koffie drinkt, kan overmatige aandrang verminderen. Ook is het belangrijk om niet te veel of juist te weinig te drinken. Tussen de 1,5 - 2,5 liter per dag drinken is normaal.

Medicijnen
Medicijnen kunnen soms urineverlies veroorzaken of verergeren. Uw arts bekijkt dan, of uw medicijnen aangepast kunnen worden.

Opvangmaterialen en hulpmiddelen
Uw arts kan u advies geven over opvangmaterialen (luiers en verbanden). Goed opvangmateriaal kan het urineverlies minder vervelend maken.

Vrouwen die niet goed uitplassen en teveel urine in de blaas achterhouden, kunnen leren om zelf de blaas met een slangetje leeg te maken (zelfkatheterisatie). Als andere behandelingen niet mogelijk zijn, is soms een verblijfskatheter (permanent slangetje door de plasbuis) de beste oplossing.

Bespreek met uw arts de mogelijkheden van opvangmaterialen.

Bij vrouwen met urineverlies die ook een verzakking hebben, kan een vaginale ring of pessarium het urineverlies verminderen.

Fysiotherapie
Voor vrouwen met inspanningsincontinentie of gemengde incontinentie kan bekkenfysiotherapie helpen het urineverlies te verminderen. Bij bekkenfysiotherapie worden de spieren van de bekkenbodem (sluitspier) getraind zodat de plasbuis beter afsluit. Bekkenfysiotherapie heeft geen bijwerkingen. Urineverlies komt vaak voor tijdens en na de zwangerschap. Urineverlies tijdens de zwangerschap gaat vaak vanzelf weer over en hoeft niet altijd behandeld te worden. Bekkenfysiotherapie tijdens of kort na de zwangerschap kan urineverlies voorkomen.

Om langdurig effect te hebben en te houden van bekkenfysiotherapie moeten de oefeningen zelf goed bijgehouden worden.

Magnetische en elektrische therapie
Magnetische en elektrische therapie voor urineverlies blijkt niet voldoende te helpen. Daarom raden wij het niet aan als behandeling.

Een vorm van elektrische stimulatie (PTNS) kan helpen bij patiënten met drangincontinentie die medicijnen niet verdragen. Door stimulatie van een zenuw bij de enkel met een naaldje wordt de blaas rustiger gemaakt.

Medicijnen bij drangincontinentie
Drangincontinentie wordt vaak met medicijnen behandeld. Deze medicijnen (anticholinergica) remmen de samentrekking van de blaasspier. Hierdoor verliest u minder urine. Er zijn verschillende middelen, die allemaal ongeveer dezelfde werking hebben. Voorbeelden zijn oxybutynine (Dridase®), solifenacine (Vesicare®), tolterodine (Detrusitol®), darifenacine (Emselex®) en fesoterodine (Toviaz®). Dit zijn meestal pillen. Maar soms zit het medicijn in een pleister (oxybutyninepleisters, Kentera®), of kan het in de blaas worden ingebracht met een spoeling.

De meeste van deze middelen hebben wel wat bijwerkingen. Bijwerkingen die het meest voorkomen, zijn een droge mond, verstopping (van de ontlasting) of obstipatie, geheugenproblemen, hartkloppingen en wazig zien.

Het is niet bewezen dat één van de genoemde middelen beter werkt of minder bijwerkingen heeft dan de ander. Wel weten wij dat oudere mensen vaak meer last van bijwerkingen hebben van deze medicijnen.

Medicijnen bij inspanningsincontinentie
Inspannings-incontinentie kan behandeld worden met oestrogeencrème. Dit is een crème met vrouwelijke hormonen. Oestrogeen in tabletten kunnen urineverlies juist verergeren.

Medicijnen bij nachtelijke incontinentie
Voor mensen die alleen ’s nachts incontinent  zijn, kan desmopressine (Minrin) helpen. Dit middel remt een paar uur lang de aanmaak van urine.

Operatie bij inspanningsincontinentie
Als andere behandelingen niet helpen, kunt u in overleg met de arts kiezen voor een operatie. Het is belangrijk dat u weet wat u van een operatie kunt verwachten. Uw arts moet de kans op genezing of verbetering in uw situatie met u bespreken, evenals het risico op complicaties en bijwerkingen.

Als u stopt met roken, is de kans op het slagen van een operatie mogelijk groter. Als u te zwaar bent, kan afvallen de kans op genezing of verbetering vergroten.

Operaties bij inspanningsincontinentie

Kunststof bandje
Bij vrouwen met inspanningsincontinentie kan besloten worden een kunststof bandje onder de plasbuis aan te brengen. Dit is een kleine operatie, die uitgevoerd kan worden met narcose, een ruggenprik of plaatselijke verdoving. Het kunststof bandje ondersteunt de plasbuis en vermindert urineverlies. Er zijn verschillende soorten kunststof bandjes. Complicaties die u hierbij kunt krijgen, zijn: beschadiging van de blaas, niet goed kunnen uitplassen en pijn.

Er worden steeds nieuwe kunststof bandjes ontwikkeld. De meest gebruikte bandjes zijn de TVT en de TVT-O/TOT. Deze geven het beste resultaat.

Bulkinjectie
Een andere mogelijkheid is een bulkinjectie. Hierbij spuit uw arts met een naald een gelei in de wand van de plasbuis. Hierdoor sluit de plasbuis beter af. Het is een kleine ingreep waarvoor geen verdoving nodig is. Het nadeel is dat het meestal na een tijdje niet meer werkt. Dan kunnen de injecties wel weer herhaald worden.

Kunstsluitspier
Sommige patiënten blijven last houden van urineverlies na een operatie. Een volgende operatie geeft meer kans op complicaties. Ook is de kans van slagen dan kleiner. Soms kan een kunstsluitspier (sfincterprothese) ingebracht worden. Dit wordt niet in alle ziekenhuizen gedaan. Na enige tijd kan de kunstsluitspier kapot gaan en moet het systeem vervangen worden.

Ballonnetje
Een andere mogelijkheid is om een soort ballonnetje naast de plasbuis in te brengen (ACT = Adjustable Continence Therapy). Het ballonnetje kan met zóveel vloeistof gevuld worden, dat u continent bent. Vaak echter moet het ballonnetje nog eens bijgevuld worden.

Operaties bij drangincontinentie

Soms helpen medicijnen niet genoeg voor drangincontinentie, of ze geven te veel bijwerkingen.

Botox
Dan kan gekozen worden voor Botox (onabotuline toxine type A). Botox is een sterke spierverslapper. Botox kan met een naaldje in de blaasspier gebracht worden. Zo wordt de blaasspier verlamd.

De Botox wordt ingebracht met een kijkoperatie. Dit kan met narcose, een ruggenprik of onder plaatselijke verdoving. De Botox werkt 6 - 9 maanden lang en kan nog een keer ingebracht worden als dat nodig is. Het nadeel van Botox is dat het uitplassen vaak moeilijker wordt, waardoor er na het plassen urine in de blaas kan achterblijven.

Botox is nog niet geregistreerd als medicijn voor drangincontinentie. Het effect van Botox op de lange termijn is nog niet bekend.

Stimulatie zenuw
Een andere mogelijkheid is elektrische stimulatie van een zenuw in de rug (sacrale neuromodulatie). Door de elektrische stimulatie van de zenuw wordt de blaas rustiger. Een klein kastje dat stroomstootjes afgeeft wordt onder de huid ingebracht. Deze behandeling wordt niet in alle ziekenhuizen gedaan.

Vergroten blaas
Als alle andere behandelingen voor drangincontinentie niet helpen, kan de blaas met een operatie vergroot worden (blaasaugmentatie). Hierbij wordt een stuk darm op de blaas gezet. Dit is een grote buikoperatie. Het nadeel is dat het uitplassen vaak moeilijker gaat. Meestal is het nodig om zelf met een katheter de blaas leeg te maken. Ook maakt het stuk darm nog slijm. Hierdoor is de urine altijd troebel. U hebt ook meer kans op blaasontsteking en het krijgen van stenen in de blaas. Ook kunnen de zouten in het bloed verstoord raken. Er is een kleine kans op het krijgen van blaaskanker.

Stoma
Een andere mogelijkheid is het aanleggen van een stoma (Bricker). Hierbij wordt een stukje darm in de buikwand gehecht. Hieruit druppelt de hele dag urine. Dit wordt opgevangen in een zakje. Ook dit is een grote buikoperatie.

Vrouwen die een blaasvergroting of een stoma hebben, moeten levenslang onder controle blijven. Deze grote operaties worden alleen gedaan als er echt geen andere mogelijkheid is.

Behandeling van gemengde incontinentie

Bij gemengde incontinentie worden eerst de meest vervelende klachten behandeld. Mensen met vooral drangincontinentie krijgen medicijnen om de blaas rustiger te maken. Bekkenfysiotherapie werkt minder goed bij gemengde incontinentie dan bij inspanningsincontinentie. Ook een operatie is minder succesvol dan bij inspanningsincontinentie.

Heeft u nog vragen?

Heeft u nog vragen of opmerkingen, neem dan op werkdagen tussen 08:30 - 17:00 uur contact op met:

Poli gynaecologie:
0495 - 57 23 70